Yahwist bron
Yahwist bron, afgekort als J, (aangeduid als J naar de Duitse transliteratie van YHWH), een vroege bron die een deel van het Pentateuchale verhaal verschaft. De basis voor de identificatie van een deel van de Pentateuch als het geschrift van de Jahwist – de Jahwist-stam die specifiek wordt vertegenwoordigd in Genesis 2-16, 18-22, 24-34, 38, en 49; Exodus 1-24, 32, en 34; Numeri 11-12, 14, en 20-25; en Rechters 1 – is niet alleen het gebruik van de naam Jahweh voor God, maar ook het gebruik van Jahweh in verband met andere aanduidingen. Bijvoorbeeld, in de Jahwistische bron is de naam van Mozes’ schoonvader Reuel, de berg wordt altijd Sinaï genoemd, en de Palestijnen worden Kanaänieten genoemd. In de bron bekend als E, waarin God Elohim wordt genoemd, is de schoonvader van Mozes Jethro, wordt de berg Horeb genoemd, en worden de Palestijnen Amorieten genoemd.
Een voorbeeld van deze verschillende bronnen kan men zien wanneer men gelijksoortige bijbelverhalen vergelijkt. Bijvoorbeeld, in de scheppingsmythe van Genesis 1:1 schept God/Elohim de wereld, en in Genesis 2:5-25 maakt God/Yahweh de wereld; deze twee scheppingsmythen verschillen van elkaar op zowel inhoudelijke als stilistische punten. Er zijn andere plaatsen waar de bijbelse vertelling twee of meer keer hetzelfde onderwerp aansnijdt. Zo zijn er in Genesis drie verhalen waarin een aartsvader een buitenlandse koning voor de gek houdt over de status van zijn vrouw, door te beweren dat zij zijn zuster is. Deze gebeurtenis wordt gemeld tussen Abraham en Farao over Sarah (12:10-20), tussen Abraham en Abimelekh over Sarah (20:2-18), en tussen Izaäk en Abimelekh over Rebekka (26:1-11). Bovendien zijn er twee zondvloedverhalen in Genesis 7: in het eerste alleen bepaalde dieren (bijv, zeven paar reine dieren en zeven paar vogels) worden op de Ark gebracht (Genesis 7:2-3), terwijl in het tweede alle levende dieren paarsgewijs naar de Ark worden gebracht (Genesis 7:8-9 en 7:14-16).
Deze en andere aanwijzingen hebben bijbelgeleerden ervan overtuigd dat er vier stromingen in de Pentateuch verweven zijn: de Jahwist, Elohist, Deuteronomist, en Priesterlijke – vandaar J, E, D, en P. Het verslag van de Jahwist, geschreven in de tijd van David en Salomo rond 950 v. Chr., stelt de volgende vragen over het Joodse rijk: Met welk doel werd dit rijk geschapen? Hoe lang zal het bestaan? Waarom werd de gift van het rijk aan de Joden verleend? J is een stellige en definitieve uitspraak. Op dit punt in de geschiedenis keken de Joden terug in de tijd om zich te verantwoorden voor de periode van grootheid die voor de deur stond. Het verslag van de Jahwist, gemaakt op het hoogtepunt van de glorie van de Davidische monarchie, vertelde het verhaal van de federatie van de stammen van Israël, nu één koninkrijk onder Salomo – met een focus op Sion en Jeruzalem, de metropool van de federatie.