Sage Patanjali
Zijn leven
Patanjali, ongetwijfeld de grootste exponent van Yoga, leefde ergens tussen 500 en 200 v.Chr. Het leven van Patanjali is een raadsel voor moderne historici, en er is bijna niets bekend over deze grote Meester die Yoga belichaamde. Alleen met behulp van legenden kan men conclusies over hem trekken. Ongetwijfeld was hij een groot Yoga adept en stond hij wellicht aan het hoofd van een school waarin “Swadhyaya”, studie van het Zelf, werd beschouwd als een belangrijk aspect van de spirituele praktijk.
De Indiase geschiedenis bevat vermoedens over verscheidene personen met de naam Patanjali. Drie van hen waren bekend; de eerste was de beroemde grammaticus die het commentaar schreef op Panini’s Ashtadhyayi (de Mahabhashya) en de Yoga Sutras samenstelde, de klassieke tekst over Raja Yoga. De Mahabhashya symboliseert de perfectie van de discipline in grammatica. Het doel van de grammatica is het verschaffen van regels voor de beheersing van de huidige spraak (laukika) voor het behoud van de integriteit van de Veda’s en het begrip van de juiste betekenis. De tweede persoon, Patanjali genaamd, schreef de Nidana-Sutras, die onmisbaar worden geacht voor de studie van de Vedische rituele literatuur; terwijl de derde een bekend leraar was van de Samkhya Filosofie. De derde was een bekend leraar in de Samkhya Filosofie. In de ogen van de historicus komen deze drie personen uit verschillende perioden en worden zij beschouwd als verschillende persoonlijkheden. De Indiase Traditie echter, verschilt sterk van mening en pleit ervoor dat de bovenstaande verschillende verhandelingen door één enkele persoon werden gedaan en schrijft zelfs verder verschillende medische verhandelingen aan hem toe.
In de Indiase traditie wordt van Patanjali gezegd dat hij zelfgeboren is, swayambhu. Hij was een hoogontwikkelde ziel die uit eigen wil in een menselijke gedaante incarneerde om de mensheid te helpen.
Hij wordt ook beschouwd als een incarnatie van Ananta, de bron van alle wijsheid (Jnana) en van Shesha, de duizendkoppige heerser van het slangenras, waarvan wordt gedacht dat hij de verborgen schatten van de aarde bewaakt. Ananta stelt een bank voor waarop God Vishnu ligt. Hij is de Heer der slangen en zijn vele hoofden symboliseren Oneindigheid of Alomtegenwoordigheid. Veel yogi’s buigen naar Ananta voordat zij met hun dagelijkse yogabeoefening beginnen.
In een van de legenden wordt gezegd dat Heer Vishnu op Adishesha, de Heer der slangen als Zijn bank zat, kijkend naar de betoverende dans van Heer Shiva. Heer Vishnu ging zo volledig op in de dans van Heer Shiva, dat Zijn lichaam begon te vibreren op het ritme ervan. Deze trilling maakte Hem zwaarder en zwaarder, waardoor Adishesha zich zo ongemakkelijk voelde dat hij naar adem hapte en op het punt stond in te storten. Op het moment dat de dans tot een einde kwam, werd Heer Vishnu’s lichaam weer licht. Adishesha was verbaasd en vroeg zijn meester naar de oorzaak van deze ontzagwekkende veranderingen. De Heer legde uit dat de gratie, schoonheid, majesteit en grootsheid van de dans van Heer Shiva overeenkomstige trillingen in Zijn eigen lichaam had teweeggebracht, waardoor het zwaar werd. Adishesha verwonderde zich hierover en gaf te kennen dat hij de dans wilde leren om zijn Heer te verheffen. Vishnu werd toen bedachtzaam, en voorspelde dat Heer Shiva Adishesha spoedig zou vereren met het schrijven van een commentaar op de grammatica, en dat hij zich dan ook zou kunnen wijden aan de volmaaktheid in de danskunst. Adishesha was dolgelukkig met deze woorden en zag uit naar de nederdaling van Heer Shiva’s genade.
Adishesha begon toen te mediteren om na te gaan wie zijn moeder op aarde zou zijn. In meditatie kreeg hij het visioen van een yogini met de naam Gonika die bad om een waardige zoon aan wie zij haar kennis en wijsheid kon overbrengen. Hij realiseerde zich meteen dat zij een waardige moeder voor hem zou zijn, en wachtte op een gunstig moment om haar zoon te worden.
Gonika, denkend dat haar aardse leven zijn einde naderde, en dat haar verlangen om een waardige zoon te vinden onvervuld zou blijven; keek nu, als laatste redmiddel, naar de Zonnegod, de levende getuige van God op aarde en bad tot Hem om haar verlangen te vervullen. Zij nam een handvol water als een laatste offerande aan Hem, sloot haar ogen en mediteerde op de Zon. Toen zij op het punt stond het water te offeren, opende zij haar ogen en keek naar haar handpalmen. Tot haar verbazing zag zij in haar handpalmen een klein slangetje bewegen, dat weldra een menselijke gedaante aannam. Dit kleine mannetje knielde voor Gonika en vroeg haar hem als haar zoon te aanvaarden. Dit deed zij en noemde hem Patanjali omdat haar handen in het gebedsgebaar (anjali) waren geweest en hij uit de hemel was gevallen (pat).*
Compiled from “Light on Patanjali Yoga Sutras” by Yogacharya B.K.S. Iyengar.
Een ander voorval zou zich hebben voorgedaan in Chidambaram (ook bekend als Thillai ) ongeveer honderd mijl van Madras. Chidambaram wordt beschouwd als een van de heiligste tempels in India. In deze tempel is Heer Nataraja aanwezig in zijn kosmisch-dansende gedaante. Het verhaal gaat dat Shiva eens in Darukavanam een lesje wilde leren aan de Rishis die trots waren op hun geleerdheid. Shiva nam de gedaante aan van een bedelaar met een bedelnap in de hand, vergezeld door Vishnu vermomd als Mohini. De rishipatnis (vrouwen van de Rishis) werden aangetrokken door de aanblik van dit mooie paar.
De Rishis werden boos en probeerden het paar te vernietigen. Zij staken een offervuur aan en verhieven een tijger uit het vuur, die op Shiva afsprong. Shiva scheurde de huid van de tijger af en wikkelde die om zijn middel. Toen stuurden de Rishis weer een giftige slang en Shiva bond die om zijn nek. Toen stuurden de Rishi’s tegen Shiva een Apasmara Purusha, Muyalaka, die Heer Shiva verpletterde door hem met zijn voet op de grond te drukken.
Daarop bekenden de Rishi’s hun nederlaag en begon Shiva te dansen voor alle Goden en Rishi’s. Heer Adishesha hoorde de beschrijving van Shiva’s dans in Darukavanam van Vishnu en verzocht Vishnu om hem toe te staan de dans zelf mee te maken. Vishnu stemde hiermee in. Adishesha deed boete en bad tot Shiva om hem toe te staan de dans te zien. Omdat hij tevreden was met zijn boetedoening, verscheen Shiva aan hem en beloofde dat hij zou dansen in Tillai (Chidambaram). Dienovereenkomstig werd Adishesha als mens geboren, als Patanjali, en ging naar het woud van Tillai.
Op dat moment woonde er ook een zekere wijze, Vyaghrapada, in dit woud. Vyaghrapada was de zoon van Madhyandina Rishi die aan de oevers van de Ganga woonde. Hij kwam naar het Zuiden op aanwijzing van zijn vader en begon te bidden tot de Swayambhulinga onder een banyanboom bij een tank in dit Tillai woud. Hij verzamelde bloemen voor puja en bad om de zegen van tijgerpoten en -klauwen, zodat hij gemakkelijk in de bomen kon klimmen en veel bloemen kon plukken. Hij bad ook om de ogen van bijen, zodat hij de bloemen kon verzamelen voordat een bij de honing kon proeven. Zijn gebed om deze twee zegeningen werd ingewilligd, en omdat hij de voeten van een tijger had, werd hij Vyaghrapada genoemd.
Elk bouwde zijn eigen hermitage, Patanjali bij Ananteeswaram en Vyaghrapada bij Tirupuleeswaram in Chidambaram. Zij begonnen Shiva te aanbidden in de vorm van de Swayambhulinga in het Tillai-woud. Dagen gingen voorbij en toen de tijd kwam dat Shiva hen Darshan moest geven, kwam de beschermgodin van de plaats, Kalika Devi, tussenbeide en stond niet toe dat Shiva zijn darshan gaf.
Kort daarna kwamen Shiva en Devi overeen dat zij zouden deelnemen aan een danswedstrijd en dat de winnaar onbetwist bezit zou krijgen van Tillai. Dus begon de dans. Op een gegeven moment tijdens de dans, vielen de oorbellen van de Heer naar beneden, maar de Heer nam ze van de vloer op zo’n manier dat niemand het verlies en het herstel kon opmerken. Deze dans wordt Urdhva Tandavam genoemd, waarin Shiva Kalika Devi versloeg.
Nu voerde Nataraja de Ananda Tandavam uit, d.w.z. de Dans der Gelukzaligheid, in aanwezigheid van Shivakamasundari en alle Goden en Rishi’s, en vervulde tegelijkertijd de wens van de twee toegewijden, Patanjali en Vyaghrapada, door hen toe te staan er getuige van te zijn en hen aldus te bevredigen.
Een ander verhaal vertelt dat eens Nandi, de drager van Shiva, Patanjali Muni niet toeliet Darshan te hebben van Heer Shiva (Nataraja van Chidambaram). Om Heer Shiva te bereiken, componeerde Patanjali, met zijn meesterschap over grammaticale vormen, spontaan een gebed ter ere van de Heer zonder gebruik te maken van een verlengde (Dirgha) lettergreep, (zonder Charana en Shringa) d.w.z. been en hoorn, om Nandi te plagen.
Shiva was snel tevreden, gaf darshan aan de toegewijde en danste op de zangerige melodie van dit lied.
Deze drie korte legenden werpen enig licht op Patanjali en zijn grootheid. Vandaag de dag lijkt helaas zelfs Patanjali’s afkomst niet meer te bestaan. Het leven van Patanjali is duister, precieze details over zijn geboorteplaats, leven en persoonlijkheid ontbreken; deze onzekerheid doet echter niets af aan de grote verdienste van de Yoga-Sutra’s van Patanjali. Het is de meest beknopte traditionele schets van het yogapad en zou diepgaand bestudeerd moeten worden door alle serieuze studenten van Yoga. Yogacharya B.K.S Iyengar, die zonder twijfel een van de grootste exponenten van de Patanjali Yoga Sutras is, is verantwoordelijk voor het werpen van veel licht op de grootsheid van Patanjali en zijn geschriften. Het is zijn grote visie die de wetenschap van de Patanjali Yoga Sutras en het nut ervan voor ons dagelijks leven naar de voorgrond heeft gebracht.