Prompting
Een prompt is een specifieke vorm van hulp die door een volwassene wordt gegeven vóór of tijdens de pogingen van de peuter om een vaardigheid te gebruiken. Met deze procedures kunnen ouders, familieleden, vroege-interventiespecialisten, kinderopvangaanbieders of andere teamleden systematisch verschillende soorten prompts gebruiken om peuters met ASS te helpen doelvaardigheden te verwerven (Neitzel, J. & Wolery, M, 2009).
Prompts worden in het algemeen gegeven door een volwassene voordat of terwijl een peuter een vaardigheid probeert te gebruiken. Met prompting procedures, kunnen ouders, familieleden, vroege interventionisten, kinderopvang aanbieders, of andere teamleden systematisch verschillende soorten prompts gebruiken om peuters met ASS te helpen doelvaardigheden te verwerven (Neitzel, J. & Wolery, M, 2009).
Prompting procedures omvatten alle hulp die aan leerlingen wordt gegeven die hen helpt bij het gebruik van een specifieke vaardigheid. Verbale, gebarentaal of fysieke hulp wordt aan leerlingen gegeven om hen te helpen bij het verwerven van of het zich bezighouden met een bepaald gedrag of een bepaalde vaardigheid. Prompting procedures bieden een systematische manier om prompts te geven en te verwijderen, zodat peuters zelfstandig vaardigheden beginnen uit te voeren. Deze procedures berusten op het bekrachtigen van juiste reacties – zowel die welke gevraagd worden als die welke niet gevraagd worden. Naast bekrachtiging worden geheugensteuntjes vaak gebruikt in combinatie met andere evidence-based methoden, zoals tijdrekken, of maken deel uit van protocollen voor het gebruik van andere evidence-based methoden zoals pivotal response training, discrete trial teaching, en video modeling. Dus, prompting procedures worden beschouwd als fundamenteel voor het gebruik van veel andere evidence-based praktijken (Cox, A., 2014; Aangepast van Neitzel, J. & Wolery, M, 2009).
Prompting procedures bieden een manier om systematisch prompts te geven en te verwijderen, zodat peuters zelfstandig vaardigheden beginnen uit te voeren. Deze procedures berusten op het bekrachtigen van juiste reacties, zowel die welke worden ingegeven als die welke niet worden ingegeven. Naast bekrachtiging worden prompting procedures vaak gebruikt in combinatie met andere evidence-based praktijken zoals time delay en zijn ze een integraal onderdeel van andere evidence-based praktijken zoals Pivotal Response Training en Naturalistic Intervention.
Drie componenten van prompting
Er zijn drie hoofdcomponenten in een prompting-procedure:
-
het antecedent,
-
het gedrag (doelgedrag of doelvaardigheid), en
-
het gevolg.
Deze drie componenten zijn van cruciaal belang voor een doeltreffende toepassing van geheugensteuntjesprocedures. Elke keer dat een team deze drie componenten tijdens een activiteit gebruikt, wordt dit een proef genoemd.
Het antecedent omvat de doelstimulus en de cue. De doelstimulus is de “situatie” waarin wij willen dat de leerling de doelvaardigheid uitvoert. De doelstimulus is belangrijk omdat het de peuter duidelijk maakt dat er iets van hem verwacht wordt, met of zonder aanwijzing van volwassenen, waardoor het de peuter helpt dit verband te leggen en de afhankelijkheid minimaliseert. De cue is een natuurlijk voorkomende hint of taakaanwijzing die de peuter vertelt welke vaardigheden of gedragingen hij moet gebruiken.
Bij het gebruik van prompting procedures moet de cue consistent zijn, zodat peuters precies weten wanneer ze iets moeten doen. Peuters hebben meer kans om een vaardigheid of gedrag accuraat te gebruiken wanneer de cue en de doelstimulus duidelijk en consistent zijn.
- discrete vaardigheden: enkelvoudige vaardigheden van een korte duur (bijv, voorwerpen vragen, plaatjes labelen, sociale begroetingen)
- aaneengeschakelde vaardigheden: een reeks gedragingen/vaardigheden die een aantal stappen omvatten die samen een complexe vaardigheid vormen, zoals (bijv, aan- en uitkleden, handen wassen, een speelruimte opruimen)
- responsklassen: groepen van responsen die dezelfde functie hebben.
Imiteren van volwassenen of leeftijdgenoten: bij het imiteren van volwassenen of leeftijdgenoten kan een verscheidenheid aan gedragingen worden gebruikt, zoals klappen, zwaaien, rijden met een speelgoedauto, lichaamsdelen aanwijzen, of handelingen imiteren in eenvoudige sociale spelletjes; al deze gedragingen vormen samen de responsklasse voor de vaardigheid.
Initiëren van sociale interacties: een verscheidenheid van gedragingen kan worden gebruikt bij het initiëren van sociale interacties met anderen, zoals spreken met een familielid of leeftijdgenoot, dichter bij een familielid of leeftijdgenoot komen, of een stuk speelgoed aanbieden aan een familielid of leeftijdgenoot; al deze gedragingen maken deel uit van de antwoordklasse voor deze vaardigheid.
De versterking en feedback die worden gegeven na de reactie van een peuter zijn kritische componenten voor het aanleren van de doelvaardigheid. Wanneer peuters vaardigheden met succes gebruiken of accuraat reageren, moet de feedback zeer positief en beschrijvend zijn, zodat peuters precies weten wat ze deden dat correct was.
Positieve feedback (bekrachtiging) verhoogt de kans dat de doelvaardigheid in de toekomst correct zal worden gebruikt. Met prompting procedures, moet correct reageren worden versterkt, zelfs wanneer het wordt gevraagd.