Wetenschappelijk artikelDiagnostische en therapeutische strategieën van het witte stolsyndroom☆
Deze studie beschrijft onze ervaring met 12 patiënten met het witte stolsyndroom die gedurende een recente periode van 36 maanden werden aangetroffen. De diagnose was gebaseerd op de volgende criteria: (1) ontwikkeling van trombocytopenie van minder dan 100.000/mm3 tijdens toediening van heparinetherapie, (2) normalisatie van het aantal bloedplaatjes na een onderbreking van de heparinetherapie, (3) uitsluiting van andere oorzaken van trombocytopenie, (4) een positieve heparine-geïnduceerde trombocytenaggregatietest, (5) detectie van witte stolsels bij pathologisch onderzoek, en (6) de aanwezigheid van trombotische complicaties. Van de 2.500 patiënten die een heparinetherapie kregen, ontwikkelden er 12 (0,48%) het witte klonter syndroom. Verschillende indicaties, toedieningswegen, en soorten heparine werden hierbij betrokken. Het gemiddelde bloedplaatjes nadir was 26.900/mm3, en de gemiddelde tijd tot het begin van de door heparine veroorzaakte trombocytopenie was 5 dagen. De trombotische complicaties omvatten arteriële occlusies van de benen bij 11 patiënten, diep-veneuze trombose van de benen bij 9 patiënten (4 hadden longembolie), en gecombineerde arteriële en veneuze trombose bij 8 patiënten. De behandelingsstrategieën bestonden uit het staken van heparine bij alle patiënten en intraveneuze infusie van dextran, gevolgd door arteriële trombectomie bij vier patiënten, urokinase-therapie bij twee patiënten voor arteriële complicaties, en het inbrengen van Greenfield-filters bij zes patiënten. Alle patiënten kregen warfarine. Het sterftecijfer bedroeg 25% en het ziektecijfer 50%.
Bij alle patiënten moet een eerste telling van de bloedplaatjes worden verricht voordat zij heparine krijgen, gevolgd door een herhaling van de telling om de 2 à 3 dagen. Zodra trombocytopenie of trombose wordt gediagnosticeerd, moet heparine worden gestaakt en moeten andere behandelingsmethoden worden overwogen.