Articles

“Lifespan” of woodpecker-made holes in a primeval temperate forest: A thirty year study

Spechten, in staat om gaten in bomen te graven, kunnen hulpbronnen leveren die van cruciaal belang zijn voor gebruikers van gaten die niet door een specht zijn gemaakt. Het aanbod van door spechten gemaakte gaten in bossen hangt af van de mate waarin de vogels gaten graven en de mate waarin de gaten blijven bestaan. Ik gebruik 30 jaar gegevens van een oerbos (strikt beschermd reservaat, Białowieża Nationaal Park, Oost Polen) om te bepalen hoe lang spechtengaten blijven bestaan, en of hun persistentie varieert tussen bostypes, boomsoorten en -omstandigheden, en spechtensoorten. Ik volgde het lot van 719 broedholen, uitgegraven door acht spechtensoorten, gedurende 27 jaar, van 1979 tot 2010. Bijna 80% van de holen die verloren gingen, werden veroorzaakt door het instorten van de boom of van het deel dat het hol ondersteunde. Gaten werden behouden gedurende (mediaan) 6-7 jaar in rivierbossen en eiken-haagbeukenbossen, maar 10 jaar in naaldbossen. Deze verschillen kunnen worden verklaard door het feit dat de gebruikte boomsoorten in deze verschillende habitats elkaar bijna volledig overlappen. De levensduur van gaten varieerde per boomsoort, van vier (Picea abies) tot >22 jaar (Pinus sylvestris, bijna 100% dood). De lange levensduur van gaten in de dode Pinus was uitzonderlijk, want anders was de persistentie veel lager voor gaten in dode bomen of takken (5 jaar) dan voor gaten in levende substraten (9 jaar). Boomsoorten met een hogere frequentie van holen in dood hout vertoonden een lagere persistentieduur van holen. De levensduur van door individuele spechtensoorten gegraven gaten varieerde sterk en was sterk afhankelijk van de frequentie waarmee de soort in dood hout groef. Gaten van Dendrocopos minor en Dendrocopos leucotos (alleen in dood hout) bleven vier jaar bestaan, terwijl gaten van Dendrocopos major (in staat om in levend spinthout van sommige bomen te graven) negen jaar bleven bestaan, en die van Dryocopus martius 18 jaar. Het in stand houden van dode P. sylvestris, rottende Quercus robur in opstanden en het toevoegen/behouden van aspens (Populus tremula en Populus tremuloides) daarin zou voorwaarden scheppen om de beschikbaarheid van relatief persistente spechtengaten in bossen op het Noordelijk halfrond te vergroten.