Julius Caesar
O! U en ik hebben onze vaderen horen zeggen
Er was eens een Brutus die
de eeuwige Goddelijkheid zou hebben getrotseerd om zijn staat in Rome te behouden
Zo gemakkelijk als een koning (I.ii)
Hier spreekt Cassius met Brutus over de stichter van de Romeinse Republiek, Lucius Junius Brutus, die in 509 v. Chr. de onderdrukkende koningen van Tarquin uit de stad verbande. Vanaf dat moment werd Rome geregeerd door Consuls, meestal twee tegelijk, die elk jaar democratisch door de Senaat werden gekozen. In deze scène doet Cassius een beroep op de afkomst van Brutus en beroept hij zich op zijn beroemde voorvader die, zo suggereert Cassius, eerder een bestuur door de Duivel zelf zou hebben getolereerd dan een koning. In een poging Brutus aan zijn kant te krijgen, beroept Cassius zich op de rechtschapen allergie van zijn vriend tegen monarchie en eenmansheerschappij. Gezien het historische precedent van de tirannen van Tarquin speelt de dreiging van een nieuwe dictatuur een grote rol in het stuk, en dient deze als de belangrijkste katalysator voor de moord op Caesar.
Nee, Caesar heeft het niet, maar jij en ik
En eerlijke Casca, wij hebben de vallende ziekte (I.ii)
In dit deel van de scène heeft Casca aan Brutus en Cassius verteld dat Caesar tijdens de Lupercalia-feesten in een lichte aanval voor de menigte is flauwgevallen. Het was een slecht bewaard geheim dat Julius Caesar “de vallende ziekte” of epilepsie had. In deze zinnen suggereert Cassius dat zij drieën, en niet Caesar, de “vallende ziekte” hebben, omdat zij zelfgenoegzaam toestaan dat Caesar de monarchale macht grijpt. Ook hier probeert Cassius Brutus over te halen tot een samenzwering om Caesar ten val te brengen. Het oproepen van het spook van de tirannie lijkt zijn belangrijkste strategie te zijn om zijn collega’s mee te krijgen. Belangrijker nog is dat Cassius suggereert dat tirannie niet alleen de schuld is van één ambitieuze, machtsbeluste persoon, maar ook van degenen die toekijken en het laten gebeuren.
En waarom zou Caesar dan een tiran zijn?
Arme man, ik weet dat hij geen wolf zou zijn,
maar dat hij ziet dat de Romeinen slechts schapen zijn (I.iii)
Tijdens de onheilspellende storm aan het eind van akte I vertelt Cassius aan Casca dat Caesar niet tiranniek van aard is, maar dat hij gemakkelijk corrupt zou kunnen worden door de enorme invloed die hij nu uitoefent. Caesar zal spoedig ontdekken hoe gemakkelijk het volk van Rome gemanipuleerd kan worden, en hij zal de verleiding niet kunnen weerstaan om zijn macht te misbruiken. Dit voegt een vitale laag van complexiteit toe aan Julius Caesar. De vraag is niet alleen of Caesar een slechte onderdrukker van het volk is – dat is hij niet (althans nog niet) – maar of hij dat in de toekomst wel zal worden. Macht is van nature corrosief, beweert Cassius, maar is dit een overtuigend excuus om Caesar van het leven te beroven? Uiteindelijk zal het publiek beslissen.