Zangontwikkeling bij de witkuifmus: modificatie van aangeleerde zang
Vorig onderzoek heeft aangetoond dat witkuifmussen, Zonotrichia leucophrys nuttalli, die in het laboratorium onderricht krijgen, slechts op band opgenomen zang kunnen leren tot ze ongeveer 50 dagen oud zijn. Ze kunnen echter zowel soortgenoten als allospecifieke zang leren nadat ze 50 dagen oud zijn, wanneer een levende leraar wordt gebruikt. Omdat de vogels met een levende zangleraar gedurende de eerste 50 levensdagen niet aan zang waren blootgesteld, kan men zich afvragen of het redelijk is deze resultaten op de natuurlijke situatie in het veld toe te passen. In de experimenten waarvan hier verslag wordt gedaan, werden met de hand grootgebrachte nestjongen van witkuifmussen tussen 10 en 50 dagen oud in het laboratorium begeleid met een bepaald lied, en vervolgens bij een levende leraar geplaatst die een ander dialect zong toen ze meer dan 50 dagen oud waren. Acht van de 13 mannetjes, en geen van de 10 vrouwtjes, namen de zang van de tweede leraar over. Vogels die als uitgevlogen jongen in het veld werden gevangen, werden bij een levende leermeester ondergebracht die een andere zang zong dan die van hun geboortegebied: drie van de zeven mannetjes, en één van de vijf vrouwtjes, namen de zang van de levende leermeester over. Vier vogels die in groep waren geïsoleerd (twee mannetjes en twee wijfjes) werden blootgesteld aan een levende zangleraar toen ze 100 dagen oud waren, en geen van hen kreeg een normale zang; allen zongen een geïsoleerde zang. De resultaten van deze studies geven aan dat er een aanzienlijke plasticiteit is in het leren van zang door witkopmussen, en dat, voor veel individuen, zang vrij gemakkelijk kan worden aangepast. De implicaties van deze bevindingen voor de aard van de gevoelige fase en voor de mechanismen van het leren van zang worden besproken.