Articles

World population trends in 1960-70

Abstract

PIP: De snelle stijging van de wereldbevolking in de 4 periodes 1950-1955, 1955 -1960, 1960-1965, en 1965-1970 is voornamelijk te danken aan een daling van het ruwe sterftecijfer van 24/1000 in 1950-1955 tot 16,1/1000 in 1965-1970. 1950 was een keerpunt in de sterftecijfers omdat voor het eerst in minder ontwikkelde regio’s op grote schaal maatregelen op het gebied van de volksgezondheid beschikbaar kwamen. Deze minder ontwikkelde gebieden telden 63,4% van de wereldbevolking in 1930, 65,5% in 1950, en 70,0% in 1970. De wereldbevolking is in de periode 1960-1970 met 22% toegenomen, vergeleken met 20% in de periode 1950-1960, hetgeen twee keer zoveel is als de 20% die werd geregistreerd voor de 20 jaar 1930-1950. In de ontwikkelde regio’s bedroeg de toename tussen 1950-1960 14% en tussen 1960-1970 12%; in de minder ontwikkelde regio’s bedroeg de toename respectievelijk 23% en 27%. In demografische conferenties is men het sterftecijfer gaan verwaarlozen, maar dit is nog steeds een essentieel onderdeel van de totale bevolkingsgroei. Er zijn aanwijzingen dat de daling van het sterftecijfer in minder ontwikkelde landen begint af te vlakken, zodat eerdere bevolkingsprognoses wellicht niet zullen worden gehaald. De daling van de ruwe geboortecijfers in de minder ontwikkelde landen is grotendeels toe te schrijven aan dalingen in Oost-Azië, met name in de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en andere bevolkingsgroepen in China of aan de Chinese cultuur verwant, alsook in sommige kleinere Latijns-Amerikaanse landen en enkele kleine eilanden voor de kust van Afrika. Demografische reuzen als India, Indonesië, Pakistan en Afrika bezuiden de Sahara hebben weinig verandering te zien gegeven. In gebieden met een hoge vruchtbaarheid zijn er meer moeders onder de 20 en meer geboorten bij vrouwen boven de 35, terwijl in gebieden met een lage vruchtbaarheid de geboorten geconcentreerd zijn in de leeftijdsgroep 20-35 jaar. Een interessant voorbeeld is Japan, waar 50% van de geboorten voor rekening komt van moeders van 25-29 jaar. Minder ontwikkelde landen hebben een groter aandeel van de bevolking onder de 14 jaar, terwijl in ontwikkelde landen waar de vruchtbaarheid al een aantal jaren lager is, het aantal geboorten in de oudere leeftijdsgroepen groter is. In de minder ontwikkelde gebieden is de opvoeding van kinderen de grootste belasting, terwijl in de meer ontwikkelde gebieden van de wereld de zorg voor de bejaarden het grootst is. De grote tendens tot verstedelijking in alle delen van de wereld betekent dat de bevolkingsproblemen die de grootste aandacht vragen, die zijn welke samenhangen met grote en snelgroeiende steden.