Willi Hennig
Willi Hennig, (geboren 20 april 1913, Dürrhennersdorf, Saksen, Ger.-dood 5 november 1976, Ludwigsburg, W.Ger.), Duits zoöloog erkend als de belangrijkste voorstander van de cladistische school van de fylogenetische systematiek.
Volgens deze school van denken, zouden taxonomische classificaties, voor zover mogelijk, uitsluitend genealogische verwantschappen moeten weerspiegelen. In feite zouden organismen strikt gegroepeerd worden op basis van de historische sequenties waarmee zij afstammen van een gemeenschappelijke voorouder. Dit wijkt sterk af van de evolutionaire systematiek, de traditionele stroming die van mening is dat taxonomische classificaties zowel op genetische als op genealogische verwantschappen moeten worden gebaseerd. Hennig definieerde de grondslagen van de nieuwe benadering in zijn Grundzüge einer Theorie der phylogenetischen Systematik (1950; Phylogenetic Systematics, 1979) en probeerde aan te tonen dat het de methoden en doelstellingen van de biologie integreerde met die van disciplines als paleontologie, geologie, en biogeografie (d.w.z, De studie van de verspreiding van organismen).
Hennig promoveerde in 1947 in de dierkunde aan de Universiteit van Leipzig en deed vervolgens uitgebreid onderzoek naar de larven van Diptera (de insectenorde waartoe vliegen, muggen en muggen behoren) aan het Duitse Entomologische Instituut in Oost-Berlijn. Hij publiceerde de resultaten van zijn werk in een monografie getiteld Larvenformen der Dipteren (1952; “Dipterous Larvae”), dat het standaardwerk over het onderwerp werd. Later breidde hij zijn onderzoek naar Diptera uit tot de soorten van deze orde die in Nieuw-Zeeland voorkwamen, wat hem de gelegenheid gaf de principes van de cladistische classificatie toe te passen op de bevindingen van de biogeografie. In 1961 nam Hennig ontslag bij het instituut, waar hij sinds 1949 hoofd van de afdeling systematische entomologie was geweest, uit protest tegen de oprichting van de Berlijnse muur door Oost-Duitsland. Twee jaar later, na naar West-Duitsland te zijn verhuisd, werd hij benoemd tot directeur van fylogenetisch onderzoek in het Staatsmuseum voor Natuurlijke Historie in Stuttgart.