Articles

Wat betekent het om werkelijk vrij te zijn?

De erfzonde is niet altijd even duidelijk voor ons, maar heeft veel weg van een virus dat ons hele besturingssysteem aantast, achter het scherm van ons leven sluimert en zich manifesteert in onze seriezonden en grotere overtredingen – het vervormt de manier waarop we onszelf, de wereld en God zien. Als postmoderne personen zijn we opmerkelijk zelfbewust en toch verstoken van echt zelfbewustzijn. We zien onszelf niet echt omdat we onszelf “in de weg” zitten. Het “ego”, wat Thomas Merton het “valse zelf” noemde – het “ik” dat in het centrum van deze leugen staat – belemmert ons zicht, zodat we zelfs onszelf niet zien zoals we zouden moeten zien. Onze visie op anderen is ook scheef, en zo eindigen we met anderen te zien als voorwerpen die in de weg staan van de uitoefening van onze wil (concurrenten) of als instrumenten die we kunnen gebruiken om onze eigen doelen te bereiken. In sommige opzichten is de kunst van het christelijk leven te leren uit de weg te blijven.

Veel te vaak stellen wij ons voor dat Gods genade zo werkt: onze weerbarstige verlangens en hartstochten leiden ons tot een willekeurig aantal zonden, in gedachten, woorden, daden en nalatigheden. Gods genade komt binnen en werkt als een bestuurder, beperkt onze keuzes – klemt als het ware die vrijheid af en houdt ons zo op het “rechte pad”. Maar in plaats van genade voor te stellen als een soort macht die ons beperkt door uitwendige dwang, kunnen we goddelijke genade misschien beter anders zien.

In het doopsel zijn we ondergedompeld in het sterven en opstaan van de Heer Jezus Christus en aan Hem geconfigureerd. Door zijn gave delen wij in zijn verrezen leven, het leven van de toekomende wereld, het nieuwe leven dat mogelijk is gemaakt door zijn eigen paschaloverwinning en dat nu tot ons wordt uitgebreid door de sacramenten. Misschien kunnen we de genade niet zozeer zien als een uitwendige dwang, maar veeleer zoals ze werkelijk is: de vrucht van het nieuwe leven dat ons in Christus wordt geschonken. “In Christus” zijn (een van de favoriete uitdrukkingen van Paulus) is delen in zijn nieuwe leven – zijn overwinning en triomf over de zonde. Genade werkt niet als een soort rem, maar bevrijdt ons en maakt ons vrij, echt vrij. Toen Gabriël Onze Lieve Vrouw begroette met het vreemde Griekse epitheton kecharitomene, meestal weergegeven als “vol van genade”, merkte hij haar unieke status op onder alle dochters van Eva (en ook onder alle zonen van Adam): Maria is het meest genadig. En toch moeten we dat niet zo lezen dat ze op de een of andere manier minder vrij was. Maria is in feite de meest vrije mens die ooit geleefd heeft, en dat is juist omdat zij de grootste genade bezit. Genade remt de vrijheid niet af en schept er geen belemmeringen voor, maar bevrijdt haar.

Verloste liefde

De heiligen zijn zij die deze ware vrijheid in Christus zijn binnengegaan. Zij zijn niet beperkt of verkrampt door genade. Integendeel, het zijn mannen en vrouwen die van slaafsheid zijn overgegaan naar kinderlijke liefde – hun relatie met de Heer wordt niet beheerst door regels en voorschriften, maar wordt veeleer bepaald door de nieuwe wet, de wet van de liefde. Het is deze liefde die de motiverende factor is van moreel handelen in hun leven. Het zou nooit bij hen opkomen om te denken: “Wat is het minimum dat ik moet doen om niet verdoemd te zijn?” Veeleer worden zij bewogen en getrokken door liefde, een liefde voor Christus die eerst van Hem uitgaat – een goddelijke liefde, de agape van de Evangeliën – en dit is wat hun leven vormt. Het “besturingssysteem” in het leven van de heiligen is niet langer de zonde, maar het is deze liefde en de genade en vrijheid die zij met zich meebrengt.

Heilige Drie-eenheid.

In zijn encycliek Veritatis Splendor erkent Johannes Paulus II dat de relatie tussen waarheid en vrijheid een constante is geweest in de leer van de Kerk: “Alleen de vrijheid die zich onderwerpt aan de Waarheid leidt de menselijke persoon naar zijn ware goed. Het goed van de mens is in de Waarheid te zijn en de Waarheid te doen” (nr. 86). Dit vloeit voort uit Jezus’ eigen woorden: “Gij zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8, 32).

In een cultuur die verheerlijkt wordt in onafhankelijkheid en autonomie, en waarin de ongeremde uitoefening van de vrijheid de gouden ring is waarnaar allen zonder nadenken streven, nodigt het Evangelie ons uit de vrijheid juist in de relatie te ontdekken: Wij zijn het meest vrij wanneer wij leven in relatie met God in Christus. Het christelijk geloof stelt dat de heilige drie-eenheid – God: Vader, Zoon en Heilige Geest – de volheid is van wat het betekent “te zijn”, en dus is “te zijn” in de volste zin “te zijn” juist “in relatie”. Voor ons die door genade een geschapen aandeel in dat Ongeschapen Leven aangeboden krijgen (wat de Traditie vergoddelijking of divinisatie zou noemen), wordt ware vrijheid alleen ontdekt als leven in Christus, de hoogste genade, door wiens Geest wij bevrijd zijn uit de greep van zonde en dood, en door wie wij een unieke en bevoorrechte toegang tot de Vader hebben – om als werkelijk vrije zonen en dochters te leven in de Mensgeworden Eeuwige Zoon.

Mgr. Michael Heintz, Ph.D., priester van het bisdom Fort Wayne-South Bend, Indiana, is academisch decaan aan het Mount St. Mary’s Seminarie in Emmitsburg, Maryland.