Travel Writers’ Field Guide: History of Travel Writing
De wereld zit vol verhalen: schrijf ze
Welkom bij de eerste in een jaarlange serie blogposts van de Travel Writers’ Field Guide.
De Travel Writers’ Field Guide is een uitgebreid handboek voor schrijven tijdens het reizen. Een praktische, maar prachtig geproduceerde, referentiegids voor de beste praktijken in het schrijven van reizen, hoe je gepubliceerd wordt, hoe je goed schrijft, hoe je mensen interviewt en hoe je het meeste uit het onderweg zijn haalt. Het staat vol met tips, advies, inspiratie en een aantal van onze favoriete reisverhalen.
Maar het is meer dan alleen een boek: het is ook een podcast en live gesprekken. Met deze post lanceren we het project, terwijl het boek en de podcast in november volgen.
Een beknopte geschiedenis van het schrijven van reisverhalen
Vanaf het schrijven van de Poëtica door Aristoteles wordt de vorm van verhalen al lang bestudeerd en ontleed. In de Poëtica schrijft Aristoteles over de vorm (de plot, waarin enige ontdekking moet zitten) en de inhoud, die de taal en de ‘melodie’ van de woorden omvat, de personages erin, en de wijze waarop het verhaal verteld wordt; wie is bijvoorbeeld de verteller?
Waar snijdt dit met reizen? Dit is een voorspelbaar eenvoudig antwoord: verhalen over reizen. In ons boek maken we die definitie ingewikkelder, omdat we een andere vraag willen beantwoorden: wat maakt een goed reisverhaal? Eerst moeten we even terugblikken in de geschiedenis van het reisverhaal als genre.
Sinds de mens kon spreken of tekenen, vertellen we verhalen over ontdekkingen en reizen. Pausanias (AD 110 – ca. 180) was een Griekse reiziger en geograaf die het Griekse rijk verkende en onderweg gedetailleerde aantekeningen maakte, met als resultaat zijn Beschrijving van Griekenland. Daarin vertelt hij over architectuur en natuurgeschiedenis, religieuze rituelen en kunst. Zijn werk liet een belangrijke en, volgens velen, nauwkeurige beschrijving van de beschaving na.
Met een titel die je vandaag de dag in een bibliotheek zou kunnen vinden, probeerden Journey Through Wales (1191) en Description of Wales (1194), in het Latijn geschreven door Gerald van Wales, een gids te bieden voor het land. In Description of Wales (Descriptio Cambriae) beschrijft hij allereerst de goede kanten van zijn landgenoten, door te schrijven: “De Welsh gaan in alle zaken tot het uiterste. Je zult misschien nooit iemand vinden die slechter is dan een slechte Welshman, maar je zult zeker nooit iemand vinden die beter is dan een goede Welshman’. In het tweede boek van de bundel beschrijft hij de slechte kanten.
Reisliteratuur in ontwikkeling in China en over de hele wereld
In China ontstond rond de jaren 1300 ‘reisverslagenliteratuur’ – een mengeling van vertelling, proza, essay en dagboek. Dit waren verslagen met een agenda, die het culturele en topografische landschap in kaart brachten op dezelfde manier als een cartograaf de geografie in kaart zou brengen. Ook Gilles le Bouvier, een koninklijke bode voor Karel VII, reisde door heel Europa en schreef over wat hij zag, niet alleen voor de koning die hij diende, maar voor een breder publiek.
Het 18e-eeuwse publiek werd het meest ontvankelijk voor reisliteratuur, omdat het een erkend genre werd dat zich richtte op een nieuw mobiel publiek dat hun land en hun wereld begon te ontdekken. Dagboeken van ontdekkingsreizigers als kapitein James Cook, Robert Falcon Scott en Alfred Russel Wallace werden bestsellers, net als gedichten, romans en toneelstukken op exotische locaties van schrijvers als Charles Baudelaire, Walter Scott en Lord Byron.
Er is ook een overvloed aan werk van de rijke stinkerds die op de Grand Tour gingen om de rijkdommen van Egypte te plunderen en verliefd te worden op bloemenmeisjes in Venetië. Het is, voor het grootste deel, een zelfingenomen verzameling van overspannen meanderings, hoewel vaak onderhoudende lectuur.
Wie zijn enkele van de beste reisauteurs?
De schrijver Robert Louis Stevenson schreef verschillende boeken met titels die gemakkelijk op de planken van Daunt Books zouden kunnen staan vandaag: An Inland Voyage (1878) en Travels with a Donkey in Cevennes (1879) – dat niet helemaal het komische stoeipartijtje is dat het suggereert (lees daarvoor Tim Moore’s hilarische Spanish Steps), maar desalniettemin een waardevol geschrift. Het raakt een andere vraag die we binnenkort zullen stellen: waarom reizen?
Stevenson schreef:
‘For my part, I travel not to go anywhere, but to go. Ik reis omwille van het reizen. The great affair is to move; to feel the needs and hitsches of our life more clearly; to come down from this feather-bed of civilisation, and find the globe granite underfoot and strown with cutting flints.’
Het was echter met reisauteurs als Bruce Chatwin en Paul Theroux in de jaren zeventig en tachtig dat ‘reisboek’ als een aparte sectie in het Dewey Decimal Classification System van de bibliotheek nodig werd. Hier begon een oeuvre van beide schrijvers die op reis gingen, grotendeels niet wetend wat ze konden verwachten, maar met als enig doel terug te keren met een boek voor publicatie.
We citeren deze reisauteurs omdat zij meesters in het genre zijn: Chatwin’s spaarzame proza zei evenveel over de kunst van het reizen als over de cultuur zelf, en Paul Theroux’s wrange observaties boden op vergelijkbare wijze een zeer subjectieve kijk. Deze schrijvers waren de hoofdrolspelers; het was hun vertelling, bewust in het centrum van het verhaal, niet slechts fly-on-the-wall waarnemers. Het is een stijl die we tegenwoordig het gemakkelijkst herkennen in reiskaternen en tijdschriften, maar zoals we nog zullen ontdekken, is dit slechts één van de vele soorten reisverslagen.
Als je graag zelf wilt gaan schrijven of gewoon van reisliteratuur houdt, komen we graag nog eens terug naar onze Travel Writer’s Field Guide. Het zal niet lang meer duren voor alles van start gaat! Blijf op de hoogte voor meer details over de komende podcast…