Articles

The Waters of Meribah before and after Sinai – Parashat B’shalach

“Ga voor het volk uit… neem de roede waarmee je de Nijl geslagen hebt… Sla op de rots en er zal water uit komen en het volk zal drinken? En Mozes deed wat hem gezegd werd. De naam van de plaats werd Meriba, omdat het een plaats was waar de Israëlieten twistten.” (Exodus 17:5-7)

Deze gebeurtenis, aan het slot van de parashat B’shalach van deze week, vond plaats in het eerste jaar van de 40-jarige zwerftocht.

Aan het einde van de 40-jarige zwerftocht keerde het volk terug naar de wateren van Meribah en riep opnieuw om zoet water. God sprak tot Mozes en zei: “Neem de staf en verzamel de gemeenschap, u en uw broeder Aäron, en u zult tot de rots spreken voor hun ogen, en hij zal zijn water geven, en u zult voor hen water uit de rots halen en de gemeenschap en haar dieren te drinken geven.” (Numeri 20:7-8)

Moses deed echter niet wat Goud hem had opgedragen. Woedend over de klachten van het volk sloeg Mozes tweemaal met zijn roede op de rots. Er kwam inderdaad water uit, maar God was niet tevreden: “Voor zover gij Mij niet vertrouwd hebt om Mij te heiligen voor de ogen van de Israëlieten, zo zult gij deze vergadering niet brengen naar het land dat Ik hun gegeven heb.” (Numeri 10:12)

Twee incidenten op dezelfde plaats, Meribah, 40 jaar na elkaar – de eerste keer werd Mozes verteld de rots te raken en werd geprezen; de tweede keer werd Mozes verteld tegen de rots te spreken, sloeg hem in plaats daarvan, en werd gestraft.

Rabbi Marc Gellman legt uit dat tussen deze twee gebeurtenissen de openbaring bij de Sinaï was en het geven van de Torah. De Sinaï was bedoeld om het volk te veranderen door het verbond en rauwe emoties te veranderen in rede, fysieke kracht in wet, geweld in dialoog, en wreedheid in mededogen en gerechtigheid.

Moses’ tarting de 2e keer was zijn grootste zonde, want door de rots te raken liet Mozes het volk zien dat de Sinaï helemaal niets had veranderd. Het was de bedoeling van God dat toen een nieuw tijdperk zou beginnen, maar Mozes verhinderde dat de geschiedenis verder ging. Sinai was niet groot genoeg om er iets toe te doen.

We moeten ons afvragen – begreep Mozes werkelijk Gods bevel om tot de rots te spreken en de betekenis daarvan niet? Rabbi Gellman gelooft van wel en ontwikkelde deze midrasj om het uit te leggen:

“Mozes begreep duidelijk dat God wilde dat hij tot de rots zou spreken en het Messiaanse tijdperk van vrede en rust zou inluiden; maar Mozes wist dat, hoewel het woestijnland achter lag, het land Kanaän voor ons lag… Mozes wist dat, ook al was het land door God gegeven, het nog steeds door het volk zou moeten worden ingenomen. En hij wist dat het volk het land niet kon innemen zonder geweld….dat de sterke hand die de Egyptenaren had verslagen nog steeds nodig zou zijn om de Kanaänieten te verslaan. Mozes wist dat het te vroeg was voor de kracht van de vuist om te wijken voor de kracht van het woord en… door op de rots te slaan het land binnen te gaan… zou het volk tenminste het land kunnen binnengaan.

Moses zei tegen God: ‘Het is te vroeg voor de kracht van de vuist om te wijken voor de kracht van het woord….’

God vroeg aan Mozes: ‘Wanneer denk je dat het zover zal zijn?’

Moses antwoordde: ‘Ik weet het niet. Het enige wat ik weet is dat…U Degene was Die de kracht van de vuist heiligde…het volk leerde dat het land en de vuist samengaan. Als U de vuist wilde, had U mij nooit de tekenen en wonderen moeten geven. Nu is het te laat.”

God zweeg… zei: “Waarom liet U mij de wonderen doen? Waarom hebt Gij mij bevolen de rots de eerste maal te slaan? …Als de macht van de vuist moet verdwijnen moet het beginnen met U, El Shaddai. Samen hebben wij Uw volk bevrijd van de macht van de Farao, alleen om het weer tot slaaf te maken van de macht van de vuist. O God, help ons om vrij te worden voor Uw woorden.”

God zei tegen Mozes: “Wanneer mijn volk het land binnengaat, zult gij niet met hen binnengaan, en ook Ik niet. Ik zal slechts een deel van Mijn tegenwoordigheid binnenlaten. De overvloed van Mijn aanwezigheid zal Ik buiten het land houden. Het verbannen deel … zal Mijn Shekhinah worden genoemd en het zal de mensen eraan herinneren dat ook Ik in ballingschap ben … Ik zal weer heel zijn op die dag wanneer de macht van de vuist voor altijd verdwijnt. Alleen op die dag zal Ik Eén zijn. Alleen op die dag zal mijn naam Eén zijn. Alleen op die dag Mozes, zullen wij samen het land binnengaan. Alleen op die dag, Mozes, zullen de wateren van Meriba de wateren der gerechtigheid worden en zal gerechtigheid stromen van Mijn heilige berg.”

Toen verhief God Mozes ten hemel …en de herdersstaf gleed uit zijn hand, viel in de wateren van Meriba, en was voorgoed verdwenen. En God kuste Mozes op de lippen en benam hem de adem.”

We wachten nog steeds op de macht van het woord om de macht van de vuist te overwinnen, op de wereld om zich over te geven aan rede, wet, rechtvaardigheid, dialoog, mededogen, gerechtigheid en begrip.