Een standaard oranje-rood vuur geeft vooral licht af door gloei. Gloei ontstaat wanneer een voorwerp zo heet wordt dat het brede thermische stralingsspectrum verschuift naar de frequenties van zichtbaar licht. In een typische brand zijn het letterlijk halfverbrande roetdeeltjes die rood-oranje opgloeien door hun hoge temperatuur. Thermische straling is een proces waarbij atomen in een materiaal tegen elkaar botsen met een brede spreiding van snelheden, wat leidt tot een brede spreiding van frequenties in het uitgestraalde licht. Naarmate de atomen heter worden, botsen ze met hogere snelheden tegen elkaar, en geven daardoor licht met een hogere energie af, waardoor de verdeling van de thermische straling naar boven verschuift, naar rood, oranje, wit, dan naar blauw. Merk op dat je een thermische verdeling van kleuren niet zo groen kunt laten lijken, omdat een thermische verdeling breed is en groen in het midden van het zichtbare spectrum ligt. Een thermische verdeling van kleuren gecentreerd op groen bevat alle zichtbare kleuren en ziet er dus gewoon wit uit.

Merk op dat je alles kunt laten gloeien (gloeien) als je het maar heet genoeg maakt. Je hoeft dingen niet te verbranden. In ouderwetse gloeilampen bijvoorbeeld wordt de gloeidraad verhit tot hij gloeit door een elektrische stroom en niet door verbranding.

De roetdeeltjes in een vuur ontstaan omdat er niet genoeg zuurstof is om alle brandstof volledig te verbranden. Als je genoeg zuurstof in het vuur pompt (of zuurstof voormengt), is er volledige verbranding, ontstaat er heel weinig roet, en verdwijnt de oranjerode kleur van het vuur. Dan blijft alleen de vage blauwe (of groene, enz.) vlamkleur over, die ontstaat door een ander mechanisme dan gloeien. Een aardgasfornuis verbrandt bijvoorbeeld methaan, dat niet zo veel zuurstof nodig heeft voor een volledige verbranding. Daardoor is er voldoende zuurstof in de omgeving, ontstaat er weinig roet, en is de vlam niet rood-oranje.