Articles

Parshat Lech Lecha: Waarom God Abraham koos

‘… En hij bouwde daar een altaar voor de Heer en hij riep in de naam van de Heer’ (Genesis 12:8)

Abraham is de eerste Hebreeër, de stichter van de Hebreeuwse natie en de wegbereider die de Hebreeuwse religie heeft geschapen. Vanaf dit gedeelte in het 12e hoofdstuk van het Boek Genesis tot aan het laatste woord van het Boek Deuteronomium zijn het de Israëlitische nakomelingen van Abraham die de belangrijkste onderwerpen van de Bijbel vormen.

Fascinerend genoeg geeft God Abraham de opdracht om zijn land, zijn geboorteplaats en het huis van zijn vader te verlaten om naar het onbekende land Kanaän (Israël) te reizen, zonder enige inleiding in Abrahams persoonlijkheid of zijn eerdere band met God. God verkiest Abraham tot stamvader of aartsvader van “een groot volk dat tot zegen zal zijn voor alle geslachten der aarde”, zonder enige vermelding van Abrahams waardigheid.

Dit is heel anders dan Gods gebod aan Noach om een ark te bouwen, dat komt nadat de Bijbel ons reeds heeft meegedeeld dat Noach “een rechtvaardig man was, volhartig in zijn geslacht. Noach wandelde met God” (Gen. 6:9). Het staat ook in contrast met de opdracht van God aan Mozes om zijn volk te leiden in het Boek Exodus, die komt nadat Mozes het paleis van de Farao had verlaten om zich in te leven in zijn Hebreeuwse broeders en zijn leven op het spel zette door de Egyptische opzichter te doden die een Hebreeuwse slaaf sloeg.

Advertentie

Waarom heeft God dan Abraham gekozen? Maimonides is blijkbaar getroffen door deze vraag. Zijn benadering wordt geparafraseerd in een beroemde uitwisseling. De Britse antisemiet William Norman Ewer schreef: “Wat vreemd van God om de Joden te kiezen”, waarop de Amerikaanse dichter Ogden Nash antwoordde: “Het was niet vreemd; de Joden kozen God.”

Abraham koos God. Maimonides beweert dat Abraham God vond door zijn eigen redeneringsvermogen.

“Nadat deze machtige man was gespeend, begon hij te onderzoeken en na te denken. Hoewel hij een kind was, begon hij dag en nacht na te denken, zich afvragend”, totdat hij, als gevolg van zijn eigen juiste inzicht, de waarheid bereikte (Wetten over Afgoderij, hoofdstuk 1, Halacha 3).

Vanuit Maimonides’ perspectief is het niet alleen zo dat Abraham begreep dat er één Macht boven alle machten moest zijn, één Heer boven alle heren die de Meester van het Universum is en daarom het heidendom inruilde voor het monotheïsme. Abraham besefte dat deze Eenheid achter de schijnbare verscheidenheid die de wereld vult, een ethische en morele kracht is die aandringt op gerechtigheid en mededogen; Abraham wist dat het niet voldoende is om monotheïst te zijn, maar dat het noodzakelijk is om een ethische monotheïst te zijn. De Bijbel zelf vertelt ons dit: “Want ik heb Abraham gekend, omdat hij zijn kinderen en zijn huisgezin na hem opdraagt de weg van de Heer te volgen om barmhartige gerechtigheid en zedelijke rechtvaardigheid te doen.”

Toen Abraham deze grote waarheid ontdekte, gaf dat hem geen rust. Voortdurend bouwde hij altaren en riep hij de mensen op om zijn ethische God te aanvaarden. Het is belangrijk op te merken dat Abraham op geen van de altaren die in ons gedeelte worden genoemd een offer aan God brengt; hij roept veeleer mensen op om zich bij hem aan te sluiten in zijn geloof en in zijn ethische daden. Maimonides vervolgt in zijn beschrijving van Abrahams missie: “Toen Abraham eenmaal de ethische God herkende en begreep, begon hij de afgodendienaars te vertellen dat zij niet de ware weg volgden; hij brak hun afgoden en informeerde de mensen dat het alleen maar gepast is om de God van de wereld te dienen… hij stond op en riep met grote stem tot de hele wereld dat er maar één God is in het hele universum en dat het alleen Hem is die zij moeten dienen. Hij liep rond, riep en verzamelde mensen van stad tot stad en van koninkrijk tot koninkrijk, totdat hij het land Kanaän bereikte, en hij riep daar in de naam van de Heer van het universum. De mensen verzamelden zich om hem heen en stelden hem vragen en hij onderwees ieder van hen overeenkomstig hun respectieve kennis, totdat hij hen op het pad der waarheid zou brengen…” Het Kesef Misjne commentaar op Maimonides maakt het punt dat Sem en Eber – hoewel grote individuen die ook dicht bij God stonden en die volgens de Midrasj een grote yeshiva stichtten waar Isaac ging studeren direct na de akeda (binding) – niet werden gekozen om de eerste Joden te zijn, juist omdat zij alleen over God onderwezen aan degenen die in hun yeshiva kwamen studeren; zij waren rashei yeshiva (jesjiva hoofden), terwijl Abraham een rabbi was – een veldwerker in de stijl van Chabad en Ohr Torah Stone.

Dit is wat de Bijbel bedoelt wanneer er gesproken wordt over “zielen die Abraham en Sarah in Haran maakten” (Gen. 12:5). De Midrasj legt uit dat Abraham de mannen bekeerde en Sarah de vrouwen. Maimonides stelt verder dat het gebod om God lief te hebben inhoudt “God geliefd te maken bij alle mensen op aarde” (Boek der Geboden, 5) en hij staat erop dat Joden zelfs de heidenen moeten dwingen om de zeven wetten van de moraal te aanvaarden (Wetten der Koningen, 8:10). Wij worden op geen enkele manier actief bevolen om de heidenen tot het Jodendom te bekeren; maar het lijkt erop dat wij, althans volgens Maimonides, bevolen worden om de wereld te bekeren tot het ethisch monotheïsme.
De schrijver is de oprichter en kanselier van Ohr Torah Stone Colleges and Graduate Programs en opperrabbijn van Efrat.