Articles

Musical notation

CuneiformEdit

De vroegste vorm van notatie werd geschreven op tabletten met behulp van een manier van schrijven die spijkerschrift wordt genoemd. Er is muziek uit Nippur van ongeveer 2000 v. Chr. gevonden die een idee lijkt te geven van hoe de muziek bij benadering gespeeld moest worden. Een tablet uit 1250 v. Chr. bevat muzieknotatie met de namen van de snaren van een lier. Dit zijn de vroegste schriftelijke muzieknotaties die we hebben.

Het oude GriekenlandEdit

Foto van de originele steen in Delphi met daarop de tweede van de twee hymnen aan Apollo. De muzieknotatie is de lijn van incidentele symbolen boven de hoofdlijn van ononderbroken Griekse letters.

Muzieknotatie uit het oude Griekenland toonde de noten in meer detail dan het vroegere spijkerschrift. Het toont de toonhoogte (hoe hoog of laag de noot is) en hoe lang hij duurt. Het geeft soms een idee van de harmonie. Het werd gebruikt vanaf ten minste de 6e eeuw voor Christus tot ongeveer de 4e eeuw na Christus.

Vroege Europese muzieknotatieEdit

Vroege Europese muzieknotatie

Toen er in Europa muziek begon te worden opgeschreven, was dat muziek voor de Rooms-Katholieke kerk. De monniken die het opschreven gebruikten een systeem van stippen en strepen, neumes genaamd. Deze gaven een idee van hoe hoog of laag de noten waren, maar gaven niet de lengte van de noten aan. Misschien werden ze gebruikt door mensen die de muziek al kenden en alleen maar een geheugensteuntje nodig hadden om te weten wanneer ze naar boven of beneden moesten gaan.

Mettertijd realiseerde men zich dat het noodzakelijk was een systeem te vinden dat de exacte toonhoogte van de noot aangaf. De eerste notenbalk bestond uit slechts één horizontale lijn. Geleidelijk aan groeide dit uit tot vier lijnen. Guido d’Arezzo, een Italiaanse Benedictijner monnik die leefde in de 11e eeuw, ontwikkelde dit systeem dat al snel leidde tot de manier van muziek schrijven zoals wij die kennen. In de 16e eeuw gebruikte iedereen de 5-regelige notenbalk. Tegen het einde van de 17e eeuw werd overal een systeem van maatstrepen (maten) gebruikt. In het begin waren de maatstrepen er om aan te geven welke noten samen moesten worden gespeeld of gezongen. Geleidelijk aan werd het systeem dat wij nu kennen ontwikkeld, waarbij elke maat even lang duurde, en een bepaald aantal tellen (beats) had voor elke maat. Tegen het einde van de 17e eeuw werd dit gebruikt door de meeste musici in de Europese klassieke muziek.