Articles

Leerde Jezus Pacifisme?

De aanslagen van 11 september en de daaruit voortvloeiende oorlog tegen het terrorisme hebben de vraag naar de christelijke visie op oorlog opnieuw voor het voetlicht gebracht. Deze vraag is bijzonder complex, omdat moeilijk valt in te zien hoe oorlog verenigbaar kan zijn met de bijbelse nadruk op vergeving, verdraagzaamheid en liefde. Deze nadruk komt misschien het duidelijkst naar voren in de Bergrede, waar Jezus zegt:

Gij hebt gehoord dat er gezegd is: “Oog om oog, tand om tand. Maar Ik zeg u: Verzet u niet tegen een boze, maar wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe. Wie u aanklagen wil en u uw hemd afneemt, laat hem ook uw jas afnemen. Wie u dwingt een mijl te gaan, ga met hem twee mijl. Geeft aan hem, die van u vraagt, en wendt u niet af van hem, die van u wil lenen. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand haten. Maar Ik zeg u: hebt uw vijanden lief en bidt voor hen die u vervolgen. (Mattheüs 5:39-44)

Betekent Jezus’ leer dat we de andere wang moeten toekeren en onze vijanden liefhebben, dat het altijd verkeerd is om oorlog te voeren? Had de wereld Hitler de andere wang moeten toekeren en moeten proberen hem tot overgave te bewegen? Toen Osama Ben Laden opdracht gaf tot de aanval op het World Trade Center, hadden de VS dan moeten reageren door hem ook de Sears Tower in te sturen? Of laat Jezus een plaats toe voor zowel het liefhebben van onze vijanden als, in bepaalde situaties, het gebruik van geweld om levensbedreigende boosaardigheid te beteugelen?

Wat volgt zijn enkele van de belangrijkste redenen waarom wij geloven dat het goed is voor het leger (en christenen die deel uitmaken van het leger) om oorlogen te voeren die een rechtvaardige reden hebben – namelijk zelfverdediging, het beteugelen van levensbedreigend kwaad, en het straffen van naties en individuen die onrechtvaardige oorlogsdaden hebben begaan tegen het eigen land. Dit wordt de rechtvaardige oorlogstheorie genoemd. We zullen afsluiten door te proberen uit te leggen hoe dit past bij het gebod om de andere wang toe te keren, onze vijanden lief te hebben, en geen weerstand te bieden aan hem die slecht is.

Pacifisme is schadelijk
Iemand laten moorden wanneer het in je macht ligt om hem te stoppen is volledig in strijd met onze morele gevoelens. Als een Hitler op pad is en de wereld in tirannie wil binden en hele etnische groepen wil vernietigen, lijkt het heel duidelijk verkeerd om hem niet met geweld te bestrijden (wat soms de enige effectieve methode is). Het is waar dat oorlog op zich schadelijk en tragisch is; maar pacifisme zou de wereld nog meer schade berokkenen omdat het goddeloze mensen vrijwel vrij spel zou geven. We moeten er natuurlijk voor openstaan dat de Bijbel onze morele gevoelens verandert, maar deze opmerking zou ons op zijn minst tot nadenken moeten stemmen voordat we concluderen dat Jezus pacifisme wil leren.

Consistent pacifisme zou de politie moeten elimineren, niet alleen het leger
In feite, als we zouden concluderen dat regeringen altijd de andere wang moeten toekeren en nooit het kwaad mogen weerstaan, dan zouden we ons logischerwijs verplichten om niet alleen de strijdkrachten af te schaffen, maar ook het politiekorps en het strafrechtelijk systeem. Want politieagenten arresteren criminelen, gebruiken zo nodig geweld tegen hen, en zetten hen in de gevangenis. Dat is niet de andere wang toekeren. Is het de bedoeling van Jezus dat zijn gebod om de andere wang toe te keren ook geldt voor de politie? Zeker niet als hun primaire manier om te reageren op het kwaad. God wil niet dat het kwaad ongecontroleerd in onze samenleving rondloopt (vgl. in het OT de talrijke burgerlijke wetten en in het NT Romeinen 13, waarover hieronder meer). Als men de legitimiteit aanvaardt van het gebruik van geweld door de politie in sommige gevallen, dan kan er ook geen bezwaar zijn tegen het gebruik van geweld door het leger in sommige gevallen.

Luke 3:14 staat militaire dienst toe
Het is veelzeggend dat Johannes de Doper de soldaten niet zei het leger te verlaten toen zij hem vroegen wat het betekende zich te bekeren: “En sommige soldaten ondervroegen hem en zeiden: ‘En wij dan, wat zullen wij doen?’ En hij zeide tot hen: Neem van niemand met geweld geld aan, beschuldig niemand valselijk, en wees tevreden met uw loon” (Lucas 3:14). Het is dus mogelijk een godvruchtig leven te leiden en toch in het leger te zijn, omdat het voeren van oorlog niet altijd zondig is.

Johannes 18:36 erkent het recht van het zwaard op aardse koninkrijken
In deze passage zegt Jezus: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zo zouden Mijn dienaren strijden, opdat Ik niet aan de Joden zou overgeleverd worden; maar gelijk het is, Mijn Koninkrijk is niet van dit rijk.” Wanneer Jezus zegt dat als zijn koninkrijk van deze wereld was, zijn dienaren zouden strijden, impliceert hij dat het goed is voor koninkrijken van deze wereld om te strijden wanneer de zaak rechtvaardig is en de omstandigheden dit vereisen. Als christenen zijn wij burgers van “twee koninkrijken” — ons land op aarde, en de hemel. Jezus laat ons zien dat het nooit juist is om te vechten ter wille van zijn geestelijk koninkrijk, maar dat het wel juist is om te vechten namens aardse koninkrijken (wanneer dat nodig is om kwaad en verderf tegen te gaan).

Romeinen 13:3-4 geeft regeringen het recht om geweld te gebruiken om het kwaad in toom te houden en te bestraffen
Paulus schrijft: “Want heersers zijn geen reden tot vrees voor goed gedrag, maar voor kwaad. Wilt gij geen vrees hebben voor het gezag? Doet wat goed is, en gij zult van hetzelve lof ontvangen; want het is u een dienaar Gods ten goede. Maar indien gij doet wat kwaad is, vreest dan, want het zwaard wordt niet voor niets gedragen; want het is een dienaar Gods, een wreker, die toorn brengt over degene die kwaad bedrijft.”

Hier bevestigt Paulus het recht van de overheid om geweld te gebruiken op twee manieren. Ten eerste zegt hij dat zij “niet voor niets het zwaard draagt.” Ten tweede verklaart hij dat de overheid een “dienaar van God” is wanneer zij wraak neemt op boosdoeners.

Goverheden hebben natuurlijk niet het recht om geweld te gebruiken voor welk doel dan ook. Zij hebben niet het recht geweld te gebruiken om de baas te spelen over hun burgers en onnodige vrijheidsbeperkingen op te leggen. Er zijn twee doelen waarvoor de overheid volgens deze tekst gerechtvaardigd is geweld te gebruiken: de beteugeling van het kwaad en de bestraffing van het kwaad. Het doel van geweld is niet alleen om verder kwaad te voorkomen, maar ook om slechte daden te bestraffen door de daders voor het gerecht te brengen. De overheid handelt als een “dienaar van God” wanneer zij dient als “een wreker die toorn brengt over degene die kwaad bedrijft.”

Breikt het recht van het zwaard in deze tekst zich uit tot het geval van oorlog? In de onmiddellijke context wordt inderdaad gedacht aan het gebruik van fysiek geweld ten aanzien van de eigen burgers van een regering. Maar bij uitbreiding betekent dit ook dat wanneer een natie een oorlogsdaad begaat tegen een andere natie, de beledigde natie het recht heeft tot zelfverdediging over te gaan en het onrecht te wreken. Zou het consequent zijn om te zeggen dat een natie het recht heeft om het kwaad dat haar eigen burgers tegen haar begaan te beteugelen en te bestraffen, maar niet om het kwaad dat een andere natie tegen haar begaat te beteugelen en te bestraffen? Het loutere feit dat de civiele overtreding door een ander land is begaan, neemt niet weg dat zij verantwoording verschuldigd zijn aan het land dat zij aanvielen.

1 Petrus 2:13-4 bevestigt de leer van Romeinen 13:3-4
In 1 Petrus 2:13-14 wordt ons geleerd: “Onderwerpt u omwille van de Heer aan elke menselijke instelling, hetzij aan een koning als gezagsdrager, hetzij aan bestuurders die door hem gezonden zijn om boosdoeners te straffen en rechtschapenen te prijzen.” Opnieuw wordt het recht van regeringen om kwaad te straffen bevestigd.

Is het juist voor een christen om in een oorlog te vechten?
Aangezien de Schrift leert dat het juist is voor een natie om een rechtvaardige oorlog te voeren, volgt hieruit dat het daarom juist is voor een christen om in zo’n oorlog te vechten. Sommigen hebben betoogd dat niet-christenen wel in oorlogen mogen vechten maar gelovigen niet, maar dit onderscheid is niet in de Schrift te vinden. De Schrift leert dat het geen zonde is voor een regering om een rechtvaardige oorlog te voeren, en er is daarom niets dat christenen verbiedt om betrokken te zijn bij rechtvaardige oorlogen.

Kerk en staat moeten onderscheiden worden
Het is echter heel belangrijk om hier het onderscheid tussen kerk en staat in gedachten te houden. De christen strijdt in een oorlog niet als ambassadeur van de kerk of namens de kerk, maar als ambassadeur van zijn land. De kerk mag geen geweld gebruiken (Joh. 18,36), maar de overheid soms wel (Joh. 18,36; Romeinen 13,3-4; enz.). De christen vecht dus niet als een agent van de kerk, maar als een agent van de regering van zijn land. Beiden staan uiteindelijk onder het gezag van God, maar ieder heeft een eigen rol.

Hoe zit het met het toekeren van de andere wang?
Wat moeten we nu denken van Jezus’ radicale geboden in Matteüs 5:39-41? “Verzet u niet tegen hem die kwaad doet, maar wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe. En als iemand u wil aanklagen en uw hemd wil afnemen, laat hem dan ook uw jas afnemen. En wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga met hem twee mijl.” Hoe past dit in wat we hierboven hebben gezien?

Vooreerst moeten we duidelijk maken wat het probleem niet is. Het probleem is niet dat Jezus ons lijkt te vertellen dat we moeten gaan liggen en ons door het kwaad moeten laten overvallen. Dat is duidelijk niet wat hij zegt. In plaats daarvan vertelt hij ons hoe het eruit ziet “niet door het kwade overwonnen te worden, maar het kwade door het goede te overwinnen” (Romeinen 12:21). We hebben allemaal de wijsheid van Jezus’ woorden hier in ons dagelijks leven gezien. De meest effectieve manier om het kwade te overwinnen is vaak door je niet te verzetten. Als iemand een gemeen woord zegt, is het veel effectiever om te reageren met vriendelijkheid dan met een ander gemeen woord terug. Als iemand je ten onrechte probeert af te snijden op de snelweg, is het meestal het beste om het gewoon te laten gebeuren. Als we deze principes zouden leren, zou ons leven veel vrediger zijn en, ironisch genoeg, zouden we vaker in het gelijk worden gesteld.

Het probleem is dus niet dat het lijkt alsof Jezus ons vertelt dat we het kwaad over ons heen moeten laten walsen. Het probleem is dat het lijkt alsof Jezus ons vertelt dat de enige manier waarop we ooit moeten proberen het kwaad te overwinnen is door het te laten gaan en te reageren met vriendelijkheid. Het lijkt erop dat hij geen ruimte laat voor het gebruik van geweld om het kwaad te weerstaan.

Een deel van het antwoord op deze moeilijkheid ligt in het begrijpen van de hyperbolische aard van een groot deel van de Bergrede. Ik denk niet dat Jezus ons zegt nooit met geweld op het kwaad te reageren (zoals bij zelfverdediging) of altijd letterlijk de andere wang toe te keren als we geslagen worden, net zo min als zijn opdracht verderop in de Bergrede in Matteüs 6:6 betekent dat we alleen mogen bidden als we helemaal alleen zijn of zijn opdracht in 5:29 betekent dat sommigen letterlijk hun ogen moeten uitsteken. Jezus zelf verjoeg de dieven uit de tempel met een zweep (Johannes 2:15) en Paulus drong soms aan op zijn rechten als Romeins burger (Handelingen 25:11; vgl. ook het interessante geval van 16:35-40). Jezus gebruikt hyperbool om te illustreren wat onze voornaamste instelling en houding moet zijn, niet om te zeggen dat we letterlijk moeten toegeven aan elke poging om kwaad tegen ons te doen. Dat is een deel van het antwoord.

Het belangrijkste deel van het antwoord ligt echter in de gedachte dat Jezus zich in de eerste plaats tot individuen richt. Hij richt zich hier niet in de eerste plaats tot regeringen, maar spreekt in de eerste plaats op het persoonlijke niveau. Deze tekst laat dus zien dat de primaire reactie van een individu op het kwaad zou moeten zijn om “de andere wang toe te keren”, terwijl de andere teksten die we hebben gezien (bijv. Romeinen 13:3-4) laten zien dat het de door God gegeven verantwoordelijkheid van de overheid is om diegenen te straffen die civiele misdaden plegen (moord, terrorisme, oorlogshandelingen, enz.). Hoewel het soms zelfs voor individuen gepast is om zelfverdediging te gebruiken, is het nooit gepast voor individuen om anderen te willen straffen. Maar het is juist dat regeringen maatregelen nemen ter zelfverdediging en om vergelding uit te voeren.

Er zijn, met andere woorden, verschillende “sferen” van het leven. God heeft gewild dat sommige sferen verantwoordelijkheden omvatten die niet noodzakelijkerwijs in andere sferen zijn opgenomen. Persoonlijk zou het verkeerd voor ons zijn om vergelding uit te voeren voor mensen die ons kwaad doen. Maar passages als Romeinen 13:3-4 en Johannes 18:36 laten zien dat Jezus regeringen niet het recht ontzegt om kwaaddoeners te bestraffen. Wanneer een christen onder het gezag van de regering staat en gemachtigd is om in naam van de natie in een gerechtvaardigde oorlog te vechten, is het dus gepast dat hij vecht. Want hij vecht niet als een privé individu, maar als een vertegenwoordiger van de regering aan wie God de macht van het zwaard heeft gegeven.

Daarbij moet een christelijke soldaat ernaar streven zijn tegenstanders in de oorlog als mensen lief te hebben, in gedachten houdend dat hij zich tegen hen verzet als agenten van de tegengestelde regering/het tegengestelde systeem, en niet als privé individuen. Wanneer we in oorlog zijn, moeten we de mensen in het leger/de terroristische groepering van de tegenstander op twee niveaus bekijken – het privé-niveau, en het gouvernementele/publieke niveau. Vanwege het privé-niveau, moet de soldaat bidden voor en liefhebben van de soldaten van de tegenpartij. En vanwege het publieke niveau, vecht de soldaat tegen hen – niet als privé-personen, maar als publieke vertegenwoordigers van het systeem en het kwaad waartegen men zich verzet. Ik ben er zeker van dat dit onderscheid moeilijk te handhaven is in de strijd. Evenmin zou het de pijn en de moeilijkheid wegnemen van het betrokken zijn bij gevechten tegen andere mensen. Maar het is misschien een flauwe afspiegeling van hoe het persoonlijke en het regeringsgebied elkaar overlappen en bij elkaar betrokken zijn, terwijl ze toch onderscheiden blijven.