Articles

Katholiek Australië – De Heilige Geest

holyspirit1

Jezus vertelde zijn apostelen bij verschillende gelegenheden dat hij hen zou verlaten om een mysterieus Persoon tot hen te zenden om hen te helpen en te onderwijzen. Hij noemde deze persoon de ‘Geest der Waarheid’ en de ‘Raadsman’.

Op de dag dat hij opsteeg naar de hemel zei hij hun in Jeruzalem te wachten op de vervulling van deze belofte. De grote gebeurtenis vond tien dagen later plaats, op het Joodse feest genaamd Pinksteren. Het wordt zo gemeld in het tweede hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen, paragrafen 1 tot 4.

Pentecost

‘Toen de dag van het Pinksterfeest was aangebroken, waren zij allen tezamen op één plaats. En plotseling kwam er een geluid uit de hemel als van een geweldige wind, en het vulde het hele huis waar zij zaten. En er verschenen aan hen tongen als van vuur, verspreid en rustend op ieder van hen. En zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen in andere tongen te spreken, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. (Handelingen 2, 14).

De krachtige wind die om het huis blies en de tongen als van vuur waren tekenen van de Geest van God, krachtig en vurig, kracht en zegen brengend aan de gehele schepping en in het bijzonder aan de Kerk van Christus.

Een plotselinge verandering kwam over de apostelen. Zij die gevlucht waren en vol twijfels en vrees waren toen Christus werd gearresteerd, werden nu sterk en vrijmoedig als leeuwen. Zij waren nu gereed en gretig om het evangelie te verkondigen, om het goede nieuws van de dood en opstanding van Jezus Christus te verkondigen. De stad was in die tijd vol met mensen uit vele landen voor de religieuze vieringen. Aangetrokken door “het geluid van een machtige wind” begonnen zij zich rond de apostelen te verzamelen. Zij waren verbaasd toen zij de apostelen de talen van de verschillende nationaliteiten hoorden spreken.

St Petrus, met de elf andere apostelen aan zijn zijde, predikte toen op krachtige wijze, verklarend dat Jezus de Redder van de wereld was, die door de profeten van weleer was beloofd. De gevolgen van deze prediking waren verbazingwekkend. Na de grote prediking van Petrus kwamen velen gretig naar hem toe en vroegen: “Wat moeten wij doen?” Hij antwoordde: “Bekeert u en laat ieder van u gedoopt worden in de naam van Jezus Christus. Drieduizend werden die dag gedoopt. De Handelingen van de Apostelen vertellen hoe dag na dag het aantal christenen toenam.

Dit verbazingwekkende succes was te danken aan het feit dat de door Christus beloofde Geest op zijn volgelingen was neergedaald om altijd bij hen te blijven. Deze Heilige Geest is een mysterie dat ver buiten het bereik van het menselijk verstand ligt, maar de Bijbel vertelt ons veel over de Geest, een goddelijke adem die leven geeft aan de wereld en wijsheid aan de geest van mannen en vrouwen.

De Levensadem

‘Geest’ komt van een Latijns woord dat lucht in beweging betekent, zoals adem of de wind. Beide suggereren natuurlijk leven. Als iemand ademhaalt is dat een zeker teken van leven, en als de dood komt wordt gezegd dat we ‘onze laatste adem hebben uitgeblazen’. De dood van Christus aan het kruis wordt zo beschreven in het Evangelie: “En Jezus, roepende met een luide stem, zeide: Vader, in Uw handen leg Ik Mijn geest!” En dit gezegd hebbende, blies Hij de laatste adem uit” (Lukas 23, 46).

De mensen beschouwden de wind die over de uitgestrektheid van de aarde waait, de grond uitdroogt en verwarmt, zodat er leven uit ontspringt, als de levengevende adem van God. Vandaar dat de heilige schrijvers, wanneer zij dachten aan God als de gever van het leven, vaak verwezen naar ‘De Geest’.

De eerste woorden van de Bijbel vertellen hoe de Geest van God ontwerp en leven in het universum bracht, orde bracht in de chaos en plantaardig en dierlijk leven ontwikkelde.

‘In den beginne schiep God de hemelen en de aarde. De aarde was zonder vorm en ledig, en duisternis lag op het oppervlak van de diepte; en de Geest van God bewoog over het oppervlak van de wateren. En God zeide: “Laat er licht zijn”, en er was licht” (Gen. 1, 1-3).

Toen de tijd rijp was, schiep God het menselijk geslacht door een bijzondere werking van de Geest. De mensheid ontving een uniek geschenk van de levensadem.

‘Toen vormde de Here God de mens uit stof van de aardbodem, en blies in zijn neusgaten de adem des levens; en de mens werd tot een levend wezen’ (Gen. 2, 7).

De Geest die in het begin aan alle schepselen leven gaf, blijft dat leven ondersteunen. Als deze Geest hen verlaat, houden zij op te ademen.

In Psalm 104 spreekt de psalmist tot God over zijn schepselen:

“Wanneer Gij Uw aangezicht verbergt, worden zij ontzet,-
Wanneer Gij hun de adem ontneemt, sterven zij en keren tot hun stof terug
Wanneer Gij Uw Geest uitzendt, worden zij geschapen,-
En Gij vernieuwt het aangezicht des aardbodems” (Ps. 104, 29-30)

De Geest is dan God, de gever van het leven.

De adem der wijsheid

De heilige schrijvers leren dat de Geest vaardigheid geeft aan de hand, moed aan het hart en wijsheid aan de geest, in het bijzonder aan hen die door God zijn uitverkoren om de leiders van het volk te zijn. De bekwame ambachtslieden die de prachtige dingen ontwierpen en maakten die gebruikt werden bij de eredienst in het Heilige, ontvingen hun bekwaamheid van de Geest. Diezelfde Geest gaf op zijn beurt wijsheid aan koningen als David, onder wiens leiding vele heilige liederen werden geschreven, en aan Salomo, die de eerste grote tempel in Jeruzalem bouwde.

Voor alles verlichtte de Geest de geest van de profeten en de heilige schrijvers, zodat zij Gods boodschap aan het volk verkondigden. De profeten waren ervan overtuigd dat zij spraken met het gezag van God en werden bewogen en geleid door deze Geest. Vaak gebruikten zij woorden als die uit het eenenzestigste hoofdstuk van Jesaja:

“De Geest des Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft om goede tijding te brengen aan de verdrukten” (Jes. 61, 1).

Zij verklaarden echter dat er een Verlosser zou komen die geheel vervuld zou zijn met de Geest van God. Het elfde hoofdstuk van Jesaja zegt:

“De Geest des Heren zal op Hem rusten, de geest der wijsheid en der verstandigheid, de geest van raad en kracht, de geest der kennis en der vreze des Heren” (Jes. 11,2).

In de tijd van de Verlosser spraken niet alleen profeten, maar allerlei soorten mensen, jong en oud, onder invloed van de Geest. Petrus citeerde in zijn eerste preek de woorden uit het tweede hoofdstuk van de profeet Joël:

‘En het zal daarna geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees; uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouden zullen dromen dromen, en uw jongelingen zullen visioenen zien. Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn geest uitstorten” (Joël 2, 28-29)

De Geest is dan God, de gever van wijsheid en de leraar van de waarheid.

De adem van het goddelijke leven

God geeft het natuurlijke leven aan planten, dieren en de mensheid. Maar hij geeft ook aan de mensheid een leven boven de natuur, dat bovennatuurlijk is. Het is, in feite, een delen in het leven van God. Jezus kwam juist om dit leven te geven. Hij zei: “Ik ben gekomen opdat zij leven hebben, en overvloedig leven” (Johannes 10, 10). Hij voedde de hongerigen, genas de zieken en wekte de doden op. Maar Hij deed meer. Hij stierf, stond op uit de dood en ging naar de hemel om zijn Geest te zenden opdat zij het leven van God zouden leven.

De eerste twee hoofdstukken van het evangelie van Lucas vertellen hoe de Geest van God sterk inwerkte op allen die met Christus in contact kwamen. De engel zei tot Maria, toen zij Christus in haar schoot verwekte: ‘De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen.’ Toen Maria haar nicht Elizabeth bezocht, werd Elizabeth ‘vervuld met de Heilige Geest’ zodra zij de stem van Maria hoorde, en het ongeboren kind, dat later Johannes de Doper zou worden genoemd, roerde zich in de schoot. Haar man, de oude priester Zacharia, en Simeon, de profeet die dagelijks in de tempel wachtte op de komst van de Verlosser, werden ook vervuld met de Geest en prezen God.

Voor alles werd Christus zelf vervuld met de Geest. Hij werd door deze Geest naar de woestijn geleid om daar veertig dagen te bidden en te vasten, als voorbereiding op zijn openbare prediking. Hij keerde terug ‘in de kracht van de Geest’. In de eerste woorden van zijn eerste onderricht in de synagoge van Nazareth, zoals die in het Lukasevangelie staan, paste hij op zichzelf de woorden van de profeet Jesaja toe: “De Geest des Heren is op mij” (Lukas 4,14-18).

Doop van de Geest

De Geest schenkt goddelijk leven bij het doopsel. Johannes de Doper, de zoon van Zacharias en Elisabeth, was de grote profeet die gezonden was om de weg te bereiden voor de komst van Christus. Het derde hoofdstuk van het Evangelie van Matteüs vertelt hoe hij het volk aanspoorde zich te bekeren van hun zonden om zich voor te bereiden op de boodschap van de Verlosser. Hij zei hen zich te laten dopen, als teken van verdriet en verlangen om gereinigd te worden van de zonde. Hij beloofde dat de Verlosser een nieuwe en krachtigere vorm van doopsel zou geven. Hij zei:

‘Ik doop u met water tot bekering, maar Hij die na mij komt is machtiger dan 1, wiens sandalen ik niet waardig ben te dragen; Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur’ (Matt. 3, 1 1).

Jezus zelf kwam naar de rivier de Jordaan om zich te laten dopen door Johannes de Doper. Hij had dit niet nodig, want Hij was de zondeloze Zoon van God. Maar Hij was volledig in de toestand van de menselijke natuur getreden en werd als alle mannen en vrouwen (4e Eucharistisch Gebed). Daarom onderging hij de ceremonie die een teken van berouw was. Johannes zag de Heilige Geest in de gedaante van een duif neerdalen en op hem rusten.

Jezus gaf een nieuw soort doopsel, dat niet alleen een teken was van verdriet en reiniging van zonde, maar ook nieuw leven schonk. Het derde hoofdstuk van het Johannes-evangelie verhaalt hoe Nicodemus, een vrome leider van de Joden, Jezus kwam ondervragen over zijn leer. Jezus zei hem dat wie tot zijn Kerk wilde behoren, “opnieuw geboren” moest worden. Nikodemus vroeg hoe een mens voor de tweede keer geboren kon worden. Jezus legde uit dat hij sprak over geboorte tot een bovennatuurlijk leven, een delen in het leven van God. Dit zou geschieden door een doopsel, niet alleen met water, zoals het doopsel dat door Johannes werd gegeven, maar met water en de Heilige Geest. Hij zei: ‘Waarlijk, waarlijk Ik zeg u, tenzij men geboren wordt uit water en Geest, kan men het Koninkrijk Gods niet binnengaan’ (Johannes 3, 3-5).

De Geest is dan God die ‘nieuw leven’ geeft.

Zonen en dochters van God

Alle mannen en vrouwen zijn zonen en dochters van God, omdat Hij hen gemaakt heeft en zij voor hun leven van Hem afhankelijk zijn. Maar christenen worden zonen en dochters van God in een vollere en diepere zin. Zij worden door de Geest opgewekt om te delen in het leven van de verrezen Jezus, zodat zij net als Jezus God “Abba” kunnen noemen, wat Hebreeuws is voor “vader”. In het vierde hoofdstuk van de brief aan de Galaten zegt Paulus:

“En omdat gij zonen zijt, heeft God de Geest van zijn Zoon gezonden in onze harten, die uitroepen: Abba! Vader! Door God zijt gij dus niet meer een slaaf, maar een zoon, en indien een zoon, dan een erfgenaam” (Gal. 4, 6-7).

Christenen zijn broeders en zusters van Jezus en zonen en dochters van God. Zoals de erfgenaam deelt in de rijkdom van de ouder, zo deelt de christen voor altijd in de rijkdom van Gods leven.

De Geest komt niet alleen bij bijzondere gelegenheden tot de volgelingen van Christus, zoals het geval was met de koningen, profeten en schrijvers van weleer. Deze Geest komt in hen wonen. Elke christen is als een kerk of tempel waarin God woont. In het derde hoofdstuk van zijn eerste brief aan de Korintiërs vraagt Paulus: “Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat Gods Geest in u woont? (I Kor. 3, 16). De enige manier waarop wij ons deze goddelijke inwoning kunnen ontnemen, is door ernstig te zondigen.

De adem van de goddelijke wijsheid

De veertiende, vijftiende en zestiende hoofdstukken van het Johannesevangelie geven de laatste boodschap van Christus aan de apostelen voordat hij stierf. Hij beloofde dat, hoewel Hij wegging, Hij hen niet alleen zou laten om de betekenis van zijn leer te ontdekken. Hij zou zijn Geest zenden om altijd bij hen te blijven en hen te leiden in alle waarheid. Hij zeide: “Ik zal den Vader vragen, en Hij zal u een anderen Raadsman geven, om bij u te zijn in eeuwigheid, namelijk den Geest der waarheid” (Johannes 14, 16).

Een Raadsman, in het Grieks Parakleet genoemd, is iemand die de plaats van een ander inneemt of hem verdedigt, zoals een vriend in tijd van nood of een advocaat in een rechtbank. Christus was de raadgever en vriend van zijn discipelen toen Hij bij hen op aarde was, maar na zijn vertrek zou Hij “een ander” zenden om hen te beschermen, te bevrienden en te verlichten, opdat zij zich zouden herinneren en correct zouden onderwijzen wat Hij had onderwezen. Hij zei:

“Deze dingen heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u ben. Maar de Raadsman, de Heilige Geest, die de Vader in mijn naam zal zenden, zal u alles leren en u herinneren aan alles wat ik u gezegd heb” (Johannes 14, 25-26)

De apostelen, en degenen die zij hadden aangesteld om hen te helpen bij het onderwijzen van het evangelie, waren er absoluut van overtuigd dat zij spraken en handelden onder de stuwende kracht en met de leiding van de Heilige Geest. Als men de eerste hoofdstukken van de Handelingen van de Apostelen leest, voelt men het enthousiasme en de opwinding van die eerste jaren toen duizenden bekeerd werden. De Heilige Geest werkte zo sterk op hen in, dat het leek alsof Hij was ‘uitgestort’, zoals was voorzegd door de profeet Joël.

De Geest is dan God die ware wijsheid geeft aan de christenen in de Kerk van Christus.

Kortom, de Geest is Gods leven, energie, kracht, daadkracht, wijsheid, vuur van emotie, Gods tedere en sterke liefde. De Geest werkt in de mensen in wie deze Geest woont, waardoor zij het leven van God vollediger gaan leven, De Geest werkt in op hun verstand, zodat zij de waarheid van Christus beter leren kennen en tot een goed oordeel komen. De Geest werkt in op hun wil, zodat zij sterk zijn in de wil om goed te doen, en werkt in op hun hart en emoties, zodat zij vrijgevig en moedig liefhebben.