De Romeinse ‘Brexit’: hoe het leven in Groot-Brittannië veranderde na 409 n.Chr.
Het verlaten van een belangrijke politieke entiteit is niets nieuws voor het vasteland van Groot-Brittannië. In 409 n.Chr., meer dan 350 jaar na de Romeinse verovering van 43 n.Chr., onttrok het eiland zich aan de controle van het Romeinse Rijk. Net als de huidige Brexit zijn het proces van deze afscheiding en de praktische gevolgen ervan voor de bevolking van Groot-Brittannië in de eerste jaren van de 5e eeuw nog steeds niet duidelijk.
Zoals het VK en Brussel, was Groot-Brittannië altijd een gemengde zegen voor Rome geweest. Rond 415 n.Chr. noemde Hiëronymus het eiland “vruchtbaar in tirannen” (waarmee hij usurpators bedoelde) en laat-Romeinse schrijvers portretteerden een opeenvolging van opstanden in Brittannië, meestal aangespoord door het leger – waarvan velen in de provincie geboren zouden zijn.
Omstreeks 407 n.Chr. verliet de laatste usurpator, Constantijn III, Brittannië, de overgebleven elementen van het leger met zich meenemend. De late Romeinse schrijver, Zosimus, schreef toen dat de druk van de Barbaarse indringers de Britten dwong om de Romeinse heerschappij af te werpen en te leven “niet langer onderworpen aan de Romeinse wetten maar zoals zij zelf wilden”, een zin die gegarandeerd het hart van elke Brexiteer zal verwarmen.
Deze episode, rond 409 n.Chr., lijkt het einde te zijn geweest van het Romeinse bestuur in Brittannië. Er waren geen “Romeinen” meer, behalve een klein aantal soldaten die naar het continent trokken om met Constantijn III te vechten. In plaats daarvan was het einde van Romeins Brittannië, net als de voorgestelde huidige Brexit, een verandering in een relatie met een verafgelegen bestuur. Maar welke invloed had deze verandering eigenlijk op de mensen die op het eiland woonden? En wat waren de gevolgen?
Lees meer: Hoe een derde-eeuwse Romeinse soldaat genaamd Carausius achter de eerste ‘Brexit’ zat
Romeins leven verdwijnt
Een van de opmerkelijke dingen aan de eerste decennia van de 5e eeuw was de schijnbare snelheid waarmee de dingen die we met het Romeinse leven associëren verdwenen.
Het gebruik van munten lijkt een vroeg slachtoffer te zijn geweest. Munten werden altijd door Rome geleverd om de dingen te doen die de Romeinse regering belangrijk vond, zoals het betalen van het leger. De laatste munten die in enig aantal naar Brittannië werden gestuurd stopten in 402AD. Het gebruik van munten kan op sommige plaatsen nog enkele jaren daarna zijn voortgezet, met gebruikmaking van oudere munten, maar er werd niet echt geprobeerd om plaatselijke kopieën of substituten in te voeren (zoals elders soms gebeurde). Dit suggereert dat er geen vraag was naar kleingeld of vertrouwen in de waarde van onedele metalen munten.
De industriële vervaardiging van aardewerk (wijdverbreid in de vierde eeuw) verdween ook rond 420 n.Chr., terwijl villa’s, waarvan sommige in de vierde eeuw een hoogtepunt van grootsheid hadden bereikt, werden verlaten als luxueuze residenties. Steden hadden reeds dramatische veranderingen ondergaan, met monumentale openbare gebouwen die vaak vanaf de 3e eeuw werden verlaten, maar tekenen van stedelijk leven verdwijnen bijna volledig na ongeveer 420 n.C.. De forten van Hadrian’s Wall, belegerd door wat de 6e-eeuwse schrijver Gildas “afschuwelijke horden Schotten en Picten” noemde, veranderden schijnbaar van Romeinse garnizoenen in bases van plaatselijke leiders en milities.
Vele archeologen hebben betoogd dat de verandering meer tijd in beslag nam en minder dramatisch was dan ik heb beschreven. Evenzo is het mogelijk dat onze eigen opvattingen over wat wel en niet “Romeins” is, niet overeenkomen met die van de mensen die in de 5e eeuw leefden. De notie van wat “Romeins” was, was even ingewikkeld als “Britsheid” vandaag de dag is. Het is ook duidelijk dat veel aspecten van het mediterrane Romeinse leven, zoals steden en monumentale bouwwerken, in Groot-Brittannië nooit zo’n grote vlucht hebben genomen als elders in het rijk en dat veel van wat wij als “Romeins” beschouwen in grote delen van Groot-Brittannië nooit veel enthousiasme heeft gekend. Niettemin kunnen we er vrij zeker van zijn dat de mensen snel hun belangstelling verloren voor zaken als munten, mozaïeken, villa’s, steden en serviesgoed.
What came next
Hoewel externe krachten zoals de invasie van de barbaren vaak de schuld krijgen van het einde van Romeins Brittannië, kan een deel van het antwoord liggen in veranderingen in de manier waarop de mensen die in Brittannië woonden zichzelf zagen. In de loop van de 5e eeuw, toen Brittannië niet langer deel uitmaakte van het Romeinse Rijk, verschenen er snel nieuwe vormen van klederdracht, gebouwen, aardewerk en begrafenissen, vooral in het oosten van Brittannië. Dit kan gedeeltelijk in verband worden gebracht met de komst van de “Germaanse” immigranten van over de Noordzee, wier invloed zo wordt betreurd door schrijvers als Gildas. De verandering was echter zo wijdverbreid dat ook de bestaande bevolking dergelijke nieuwigheden moet hebben overgenomen.
Paradoxaal genoeg begonnen in het westen van Brittannië, op plaatsen als Tintagel, mensen die nooit veel belangstelling hadden getoond voor het mediterrane leven zich in de 5e en 6e eeuw op een meer “Romeinse” manier te gedragen. Zij gebruikten inscripties op steen en importeerden wijn, tafelgerei (en vermoedelijk bederfelijke waren zoals zijde) uit het oostelijke Middellandse-Zeegebied. Voor deze mensen kreeg “Romeins zijn” (misschien geassocieerd met het christendom) een nieuw belang, als een manier om hun verschil uit te drukken met die in het oosten die zij associeerden met “Germaanse” inwijkelingen.
Archeologie suggereert dat laat-Romeins Brittannië dezelfde uitdagingen zag voor persoonlijke en groepsidentiteiten die het huidige Brexit-debat vandaag oproept. Er kan weinig twijfel over bestaan dat, als ze in de 5e eeuw hadden geleefd, degenen die zich nu identificeren als Leavers en Remainers met evenveel passie zouden hebben gedebatteerd over de impact van buitenlandse immigratie en de verdiensten van een verblijf in het Romeinse Rijk. We moeten hopen dat sommige van de meer dramatische veranderingen van de 5e eeuw, zoals het verdwijnen van het stadsleven en een monetaire economie, niet hun 21e-eeuwse equivalenten zullen vinden.