De prestaties van de Napoleonwever, de Oranjewever, en de Paradijsparelmoervink in de wevervinktest voor luteïniserende hormonen☆
De prestaties van drie soorten Afrikaanse wevervogels in de wevervinktest voor hypofysaire en nonhypofysaire luteïniserende hormonen (LH en HCG) werden bestudeerd. De determinanten en modificatoren van de gevoeligheid van deze vogels voor luteïniserende hormonen zijn slecht begrepen, maar kunnen genetische, voedings- en milieufactoren omvatten, alsmede de biologische factor en de commerciële bron van het onderzochte hormoon. Het lijkt er dan ook op dat bij het formuleren van gevoeligheidsniveaus rekening moet worden gehouden met de onderzochte zending vogels en het geheel van experimentele omstandigheden waaronder de proeven zijn uitgevoerd. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de drempelwaarde (een minimale respons van 50% van de proefdieren) voor de Napoleonwever tussen 0,04 en 0,10 mg runder- en iets minder dan 0,04 mg schapen-LH ligt, terwijl voor de Oranjewever tussen 0,1 en 0,2 mg runder- en tussen 0,2 en 1,0 mg schapen-LH is vereist. De drempelwaarde voor HCG bedraagt bij benadering 25 IE bij de Napoleon, terwijl tussen 125 en 250 IE nodig is bij de oranje wever. De huidige ervaring is opgedaan met Paradise Whydah-vogels die in Senegal zijn verzameld; deze vogels gaven 5% positieve respons in 40 proeven met doses LH of HCG op of boven de gerapporteerde drempelwaarden. Een positieve reactie werd verkregen met 0,2 mg runder-LH bij een vrouwtjesvogel. Met HCG werden geen positieve reacties opgewekt. Op geen enkel moment hebben wij het gevoeligheidsniveau van 0,005 mg LH benaderd, waarvan melding is gemaakt voor de Napoleonwever en de Paradijsparelmoervogel. We hebben echter bevestigd dat de Napoleonwever 30 IE HCG kan detecteren.