Articles

Ambivalente tendensen

Surveillancetechnologieën worden alomtegenwoordig in de virtuele werkelijkheid. De vraag wie de gegevensstromen controleert en wie toezicht houdt, wordt steeds belangrijker. Dit geldt des te meer omdat de betrokkenheid van het publiek bij de beleidsvorming afhankelijk is van de vrije uitwisseling van informatie. Het effect van moderne communicatietechnologie op de democratie is ambivalent, en journalisten spelen niet altijd een nuttige rol.

In Egypte kreeg de autoritaire regering van president Hosni Mubarak in 2011 te maken met een digitale tsunami – een opstand op straat en in digitale sferen. Mensen organiseerden protesten via sociale media, veel sneller dan de politie of de geheime dienst kon reageren. Het effect was overweldigend: de Arabische lente veegde de president van de troon en het Egyptische volk eiste zijn vrijheid op.

Dat was toen. Het veiligheidsapparaat leerde snel van zijn fouten. Vandaag beschikt de Egyptische regering, onder leiding van Abdel Fattah al-Sisi, een voormalig generaal, over alle bewakingstechnologie die ze nodig heeft om het internet te controleren en te monitoren. Elke nieuwe golf van protest zal waarschijnlijk snel worden ontdekt.
Overheden hebben veel manieren om informatie te verkrijgen. Zij vertrouwen op spionageprogramma’s en wisselen onderling informatie uit. Bedrijven die gespecialiseerd zijn in beveiligingstechnologie verkopen hun zogenaamde “lawful intercept solutions”, die in feite bewakingstechnologie zijn. Er zijn regels die de wapenexport naar autoritaire regimes reguleren, maar de overdracht van technologie die zogenaamd voor civiele veiligheid en bewaking dient, is meestal niet gereguleerd, ook al is dat ook problematisch, waarschuwt Marc von Boemcken van het Bonn International Center for Conversion (BICC). Volgens hem is het helpen van autoritaire regeringen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten bij het aftappen van telefoons “even gevaarlijk als het verkopen van aanvalsgeweren”.
Boemcken zegt dat internationale beveiligingsfirma’s, maar ook grote telecommunicatieconcerns als Nokia, Siemens of Ericsson, spyware hebben verkocht aan landen als Syrië zonder daarbij enige wet te overtreden. Het is echter duidelijk dat het wrede Syrische Assad-regime nooit geïnteresseerd was in mensenrechten en altijd bereid was zijn toevlucht te nemen tot geweld om aan de macht te blijven.
Wat een geheime dienst niet legaal kan kopen, kan hij bovendien illegaal verwerven, waarschuwt Menso Heus van het Internet Protection Lab, een Nederlandse niet-gouvernementele organisatie. “De cyberzwarte markt is winstgevender dan de illegale drugshandel,” verklaarde hij tijdens een workshop over surveillancevraagstukken op het Global Media Forum, dat in juni door Deutsche Welle in Bonn werd georganiseerd. Volgens Heus worden “mensenrechten geschonden” wanneer de privacy wordt geschonden. Hij dringt erop aan dat er niet alleen regels komen voor de internationale handel in bewakingstechnologie; de regels moeten ook worden gehandhaafd.
Er is duidelijk behoefte aan bescherming van gegevens en communicatie tegen buitensporig en onderdrukkend toezicht. De ironie wil echter dat transparantie van twee kanten komt. Vrije uitwisseling van informatie is essentieel voor het functioneren van de democratie – en het zal de autoriteiten altijd inzicht geven in wat de mensen denken.
Open gegevens zijn onontbeerlijk voor de deelname van het publiek aan de beleidsvorming, zoals Tchadjei Ouro-Longa weet. Hij is hoofd communicatie van de Togolese stad Sokodé, en zijn gemeentebestuur werkt samen met een lokaal radiostation voor regelmatige programma’s waarin lokale leiders beleid bespreken met luisteraars die worden uitgenodigd om telefonisch in te grijpen.
De noodzaak om vertrouwen op te bouwen
Ouro-Longa zegt dat hij werkt aan nieuwe formats om gebruik te maken van moderne informatietechnologie. Deze zomer zal de stad beginnen met het uitnodigen van mensen om sms-berichten te sturen naar het kantoor van de burgemeester in een innovatieve aanpak om burgers het openbaar bestuur te laten controleren. Hierdoor krijgt het bestuur ook een duidelijker beeld van wat individuele burgers denken, wat geen onbelangrijke zaak is in een land met een lange geschiedenis van autoritair bewind zoals Togo. Waarnemers weten dat het opbouwen van vertrouwen net zo belangrijk is als de technologie die nodig is om burgers in een setting als deze te bereiken.
Volgens Ouro-Longa lijdt het geen twijfel dat lokale overheden met de media moeten samenwerken om zoveel mogelijk burgerparticipatie te bewerkstelligen. Journalisten voelen zich echter niet altijd op hun gemak bij overheden die nieuwe manieren gebruiken om transparantie te bieden. Ute Lange van Engagement Global zegt dat dit het geval is in Bonn, waar de lokale overheid participatieve budgettering invoert, een aanpak die voor het eerst in Brazilië werd toegepast (zie D+C/E+Z 2013/03, p. 119 e.v.). Volgens Lange bagatelliseren de lokale kranten de pogingen van Bonn om haar burgers bij begrotingsbeslissingen te betrekken.
Michelle Ruesch van het adviesbureau Zebralog is het daarmee eens. Zij adviseert de stad Bonn over participatieve budgettering. Zij meldt dat zo’n 12.000 burgers begrotingsvoorstellen hebben ingediend op een website. Een dergelijke actieve betrokkenheid van meer dan vijf procent van de kiezers wordt gewaardeerd door de lokale overheid, maar niet door de lokale media. Volgens journalisten is de feedback niet indrukwekkend. Liat Schlesinger, een journaliste uit Israël, is niet verbaasd dat sommige van haar collega’s geen waardering hebben voor de innovatieve manieren waarop de overheid informatie verspreidt en met de burgers interageert. De reden is dat de nieuwe benaderingen hun traditionele privileges om geheimen aan het licht te brengen en hun bezorgdheid te uiten, aanzienlijk beperken. Zij voegt daar echter aan toe dat de angst van journalisten om irrelevant te worden, overdreven is. De reden is dat zelfs als gegevens beschikbaar worden gesteld, de meeste burgers niet in staat zijn ze te interpreteren. Haar advies is dat beroepsjournalisten zich moeten concentreren op het onontbeerlijke werk van het analyseren van gegevens en blij moeten zijn met het feit dat het minder moeite kost om informatie te verzamelen.
De communicatie- en informatietechnologie verandert de wijze waarop het openbare debat wordt georganiseerd. Er zijn serieuze uitdagingen en belangrijke kansen. Politici worden zich steeds meer bewust van de ambivalenties. Frank-Walter Steinmeier, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, is een van hen. Hij zei op het Global Media Forum: “Digitale toegang en vrijheid op het internet zijn mondiale goederen, maar we moeten mondiale regels ontwikkelen.”

Sheila Mysorekar en Hans Dembowski