Articles

2001 : WELKE VRAGEN ZIJN VERDWENNEN?

Wat heeft de wetenschap te zeggen over de oorsprong van de liefde in het plan der dingen? Niet veel. In feite is het nog vrijwel een taboe-onderwerp, net zoals het bewustzijn dat tot voor kort was. Maar aangezien gevoelens een belangrijke component van het bewustzijn zijn, lijkt het waarschijnlijk dat de ontologie van de liefde nu als een belangrijke vraag in de wetenschap naar voren zal komen.

In de christelijke cultuur, evenals in veel andere religieuze tradities, heeft de liefde haar oorsprong als een oerkwaliteit van God en is dus met Hem mede-eigenaar. Zijn schepping is een uitstorting van deze liefde in gedeelde relatie met wezens die deelnemen aan de wezenlijke creativiteit van de kosmos. Zoals in de wereld van Shakespeare en de Renaissance Magiërs, is het de liefde die de wereld doet draaien en alle relaties bezielt.

Deze magische kijk op de wereld voldeed niet aan het opkomende perspectief van de Galileese wetenschap, die de relaties in de natuur als wetmatig zag, gehoorzaam aan zelfconsistente logische ordeningsprincipes. God mag de wereld dan wel geschapen hebben, maar hij deed dat volgens begrijpelijke principes. Het is de taak van de wetenschapper om deze te identificeren en ze in wiskundige vorm te beschrijven. En zo werd met Newton, liefde omgezet in zwaartekracht. De draaiing van de aarde om de zon, en de maan om de aarde, was het resultaat van de omgekeerde kwadratische wet van de aantrekkingskracht van de zwaartekracht. Het was geen manifestatie van liefde als aantrekkingsprincipe tussen bezielde wezens, hoezeer de mensheid ook gehecht bleef aan romantische gevoelens over de volle maan. Liefde werd voortaan verbannen uit het wetenschappelijk discours en het mechanische wereldbeeld nam de overhand.

Nu verandert de wetenschap zelf en worden mechanische principes vervangen door subtielere noties van interactie en relaties. De kwantummechanica was de eerste voorbode van een nieuwe holistische wereld van niet-lokale verbondenheid waarin causaliteit op een veel ingewikkelder manier werkt dan het conventionele mechanisme. We hebben nu ook de complexiteitstheorie, die tracht te begrijpen hoe emergente eigenschappen ontstaan in complexe systemen zoals zich ontwikkelende organismen, kolonies van sociale insecten, en menselijke hersenen. Vaak zijn deze eigenschappen niet herleidbaar tot het gedrag van hun samenstellende delen en hun interacties, hoewel er altijd consistentie is tussen de niveaus: dat wil zeggen, er zijn geen tegenstrijdigheden tussen de eigenschappen van de delen van een complex systeem en de orde die daaruit voortkomt. Bewustzijn blijkt een van deze opkomende eigenschappen te zijn. Met deze erkenning betreedt de wetenschap een nieuw gebied.

Bewustzijn impliceert gevoelens, of meer in het algemeen wat qualia genoemd worden, de ervaring van kwaliteiten zoals pijn, plezier, schoonheid, en ŠŠ. liefde. Dit stelt ons voor een grote uitdaging. Het wetenschappelijke principe van consistentie tussen niveaus in systemen vereist dat gevoelens voortkomen uit een of andere eigenschap van de samenstellende delen (b.v., neuronen) die consistent is met gevoel, ervaring. Maar als materie “dood” is, zonder enig gevoel, en neuronen gewoon gemaakt zijn van deze dode materie, ook al zijn ze op een complexe manier georganiseerd, waar komen gevoelens dan vandaan ? Dit is de hamvraag die ons voor een moeilijke keuze stelt. We kunnen ofwel zeggen dat gevoelens epifenomena zijn, illusies die de evolutie heeft uitgevonden omdat ze nuttig zijn om te overleven. Of we kunnen onze kijk op materie veranderen en aan het basismateriaal van de werkelijkheid een elementaire component van gevoel, gevoeligheid, hoe rudimentair ook, toekennen. Natuurlijk zouden we ook kunnen denken dat de natuur niet zelfconsistent is en dat wonderen mogelijk zijn; dat iets uit het niets kan voortkomen, zoals gevoel uit dode, ongevoelige materie, en zo terugkeren naar het magische wereldbeeld van de vroege renaissance. Maar als we wetenschappelijk willen blijven, dan is de keuze tussen de andere twee alternatieven.

Het idee dat de evolutie gevoelens heeft uitgevonden omdat ze nuttig zijn om te overleven is geen wetenschappelijke verklaring, omdat het geen verklaring geeft voor hoe gevoelens mogelijk zijn als eigenschappen die ontstaan in de complexe systemen die we organismen noemen (d.w.z., consistente emergente eigenschappen van het leven). We staan dus voor de andere moeilijke keuze: materie moet een rudimentaire eigenschap van gevoel hebben. Dit is de conclusie die de wiskundige-filosoof A.N. Whitehead trok in zijn klassieker Process and Reality, en die door sommige hedendaagse filosofen en wetenschappers wordt voorgesteld als een oplossing voor de Cartesiaanse scheiding tussen geest en materie. Het houdt een radicale herwaardering in van wat wij “werkelijkheid” noemen. Maar het suggereert wel een wereld waarin liefde bestaat als iets echts, in overeenstemming met de ervaring van de meeste mensen. En goedheid weet, zouden we kunnen doen met een beetje meer van het in onze gefragmenteerde wereld.

BRIAN GOODWIN is een hoogleraar biologie aan het Schumacher College, Milton Keynes, en de auteur van Temporal Organization in Cells and Analytical Physiology, How The Leopard Changed Its Spots: The Evolution of Complexity, en (met Gerry Webster) Form and Transformation: Generatieve en Relationele Principes in de Biologie. Dr. Goodwin is lid van de Raad van Bestuur van het Sante Fe Institute.